ECLI:NL:GHAMS:2021:3742
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind over goederen van de rechthebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende, geboren in 1962. De rechthebbende was sinds 18 juni 2013 onder bewind gesteld, omdat hij door rugklachten niet meer kon werken. De kantonrechter had op 17 september 2021 het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen en een nieuwe bewindvoerder benoemd. De rechthebbende ging in hoger beroep en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2021 heeft de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat het bewind niet meer nodig was, omdat zijn financiële situatie stabiel was en hij inzicht had in zijn uitgaven. De bewindvoerder had echter aangegeven dat zij de rechthebbende nog nooit had gesproken en dat de vorige bewindvoerder, [Y], weigerde het dossier over te dragen.
Het hof heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat het bewind nog noodzakelijk was. De rechthebbende had een stabiele financiële situatie en gaf aan dat hij wel hulp wilde bij budgetbeheer, maar dan door de vorige bewindvoerder. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind opgeheven. Het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, omdat de rechthebbende daar geen belang meer bij had.