ECLI:NL:GHAMS:2021:3742

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
200.300.195/01 en 200.300.195/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende, geboren in 1962. De rechthebbende was sinds 18 juni 2013 onder bewind gesteld, omdat hij door rugklachten niet meer kon werken. De kantonrechter had op 17 september 2021 het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen en een nieuwe bewindvoerder benoemd. De rechthebbende ging in hoger beroep en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2021 heeft de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat het bewind niet meer nodig was, omdat zijn financiële situatie stabiel was en hij inzicht had in zijn uitgaven. De bewindvoerder had echter aangegeven dat zij de rechthebbende nog nooit had gesproken en dat de vorige bewindvoerder, [Y], weigerde het dossier over te dragen.

Het hof heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat het bewind nog noodzakelijk was. De rechthebbende had een stabiele financiële situatie en gaf aan dat hij wel hulp wilde bij budgetbeheer, maar dan door de vorige bewindvoerder. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind opgeheven. Het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, omdat de rechthebbende daar geen belang meer bij had.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.300.195/01 en 200.300.195/02
zaak-/ rekestnummer rechtbank: 9437530 \ BM VERZ 21-1967 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 23 november 2021 inzake
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. S.N. Peijnenburg te Purmerend,
Als (overige) belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [X] , (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [de dochter] , (hierna te noemen: de dochter).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 17 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De rechthebbende is op 23 september 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 17 september 2021 (zaaknummer 200.300.195/01). De rechthebbende heeft daarbij tevens verzocht de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen (zaaknummer 200.300.195/02).
2.2.
De rechthebbende heeft op 8 oktober 2021 een aanvulling beroepschrift conform rol instructie ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 september 2021 bij de rechtbank, ingekomen op 15 oktober 2021;
- een mailbericht van de zijde van de bewindvoerder van 20 oktober 2021;
- een mailbericht van de zijde van de bewindvoerder van 4 november 2021.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 5 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat.
De bewindvoerder is, met kennisgeving, niet verschenen.
De dochter is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.5
Na de mondelinge behandeling is, met toestemming van het hof, bij mailbericht van
16 november 2021 van de zijde van de rechthebbende ingekomen de beschikking van de kantonrechter van 18 juni 2013.

3.De feiten

3.1.
De rechthebbende is geboren [in] 1962.
3.2.
Bij beschikking van de kantonrechter van 18 juni 2013 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende en is [Y] benoemd tot bewindvoerder.
3.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van 16 september 2021 is [Y] per die datum ambtshalve ontslagen uit haar functie in al haar zaken.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter tot (opvolgend) bewindvoerder benoemd [X] (de bewindvoerder), de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerder en mentoren en de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op € 559,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2.
De rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidend verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen. Voorts verzoekt de rechthebbende schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking voor de duur van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Op grond van artikel 1:449 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve.
5.2.
De rechthebbende stelt zich op het standpunt dat het bewind niet (meer) nodig is. Hij voert daartoe het navolgende aan. Het bewind is destijds ingesteld op zijn eigen verzoek, omdat hij als ZZP-er in verband met rugklachten zonder werk kwam te zitten. Voormalig bewindvoerder [Y] (hierna: [Y] ) heeft hem gedurende de onderbewindstelling goed geholpen. Zij coachte hem en hij kon via de webapplicatie Onview altijd meekijken hoe zij als bewindvoerder zijn financiële belangen behartigde. Er is reeds jarenlang sprake van een stabiele financiële situatie van de rechthebbende. Hij ontvangt een bijstandsuitkering en heeft inzicht in wat hij kan besteden per maand. Er zijn geen schulden. De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat de rechthebbende moet bewijzen dat hij zelfstandig zijn financiële belangen kan behartigen. De rechthebbende ziet in dat hij enige hulp nodig heeft in de vorm van budgetbeheer maar heeft daarvoor een voorziening getroffen via [Y] , met wie hij een vertrouwensband heeft. De rechthebbende realiseert zich dat hij in het geval van budgetbeheer geen aanspraak meer kan maken op bijzondere bijstand en uit zijn eigen inkomen een vergoeding aan [Y] moet betalen, maar heeft dat er graag voor over. De rechthebbende heeft [Y] verzocht om zijn dossier niet aan de huidige bewindvoerder over te dragen.
5.3.
De bewindvoerder heeft in haar mailberichten van 20 oktober en 4 november 2021 aangegeven dat zij de rechthebbende nog nooit heeft gesproken en dat [Y] weigert het dossier aan haar over te dragen. Zij kan derhalve niet aangeven of de rechthebbende al dan niet onder bewind gesteld dient te blijven.
5.4.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De rechthebbende is op zijn eigen verzoek bij beschikking van de kantonrechter van 18 juni 2013 onder bewind gesteld met benoeming van [Y] tot bewindvoerder, omdat hij door rugproblemen niet meer kon werken en vlak daarvoor een telefoonabonnement had afgesloten dat hij niet meer kon betalen. [Y] heeft een betalingsregeling voor de schuld afgesproken en heeft in zijn algemeenheid de financiële belangen naar tevredenheid van de rechthebbende behartigd. Zijn financiële situatie is stabiel. Blijkens een beschikking van de kantonrechter van 16 september 2021 is [Y] ambtshalve ontslagen als bewindvoerder in al haar zaken, omdat zij in meerdere zaken geen rekening en verantwoording en/of een boedelbeschrijving heeft ingediend en afspraken om de achterstanden in te lopen niet is nagekomen. Voor de rechthebbende is bij de bestreden beschikking een opvolgend bewindvoerder benoemd. De rechthebbende wenst echter nog steeds door [Y] , met wie hij een vertrouwensband heeft opgebouwd, te worden geholpen met zijn financiën. Ter zitting in hoger beroep is door de advocate van de rechthebbende naar voren gebracht dat zijzelf meerdere cliënten bijstaat die onder bewind gesteld waren van [Y] en dat haar geen verhalen bekend zijn van cliënten waarbij dat inhoudelijk niet goed zou zijn verlopen.
Het hof overweegt gelet op al het voorgaande dat onvoldoende is gebleken dat onderbewindstelling van de rechthebbende op dit moment nog noodzakelijk is. Er is immers reeds lange tijd sprake van een stabiele financiële situatie van de rechthebbende. Hij ontvangt maandelijks een bijstandsuitkering en zijn vaste lasten zijn overzichtelijk. Hij heeft ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij inzicht heeft in wat hij maandelijks te besteden heeft en heeft gedurende het bewind zijn financiën via de webapplicatie Onview in het oog gehouden. Niet is gebleken van schulden die tijdens het bewind zijn ontstaan. De rechthebbende geeft aan dat hij graag nog hulp ontvangt bij het beheren van zijn financiën, maar dan door middel van budgetbeheer, uitgevoerd door [Y] .
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de noodzaak voor het bewind niet (meer) bestaat nu kan worden volstaan met het minder ingrijpende kader van vrijwillig budgetbeheer. Het bewind dient dan ook te worden opgeheven. Ten overvloede overweegt het hof dat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de rechthebbende zich realiseert dat hij in het geval van budgetbeheer geen aanspraak meer kan maken op bijzondere bijstand en dat dit kosten voor hem met zich mee zal brengen.

6.Het schorsingsverzoek

6.1.
De rechthebbende verzoekt de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen.
6.2.
Het hof overweegt dat de rechthebbende gelet op de beslissing in de hoofdzaak geen belang meer heeft bij toewijzing van dit verzoek, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Zaaknummer 200.300.195/01:
Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) van 17 september 2021, en opnieuw rechtdoende:
heft het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de rechthebbende] , met ingang van heden op;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na het einde van het bewind eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een – zo mogelijk door de rechthebbende voor akkoord ondertekend – exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) overlegt;
draagt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW op een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) in verband met doorhaling in het centraal curatele- en bewindregister.
Zaaknummer 200.300.195/02:
Het hof:
wijst het schorsingsverzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M van Baardewijk, M.C. Schenkeveld en P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 23 november 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.