In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij betrokkene onder curatele was gesteld. Betrokkene, geboren in 1997, is de zoon van belanghebbenden A en B en de broer van belanghebbende C. De kantonrechter had op verzoek van GGZ inGeest betrokkene onder curatele gesteld vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vernietiging van de beschikking, stellende dat hij in staat is zijn eigen belangen te behartigen en dat de ondercuratelestelling niet nodig is. GGZ inGeest heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021 is gebleken dat betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om aanwezig te zijn. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de verklaringen van deskundigen en betrokkenen. Het hof concludeert dat betrokkene zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen, maar dat er onvoldoende bewijs is voor handelingsonbekwaamheid. Het hof oordeelt dat een minder verstrekkende maatregel, namelijk onderbewindstelling en mentorschap, noodzakelijk is. De beschikking tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, en het hof stelt de goederen van betrokkene onder bewind en benoemt BeauFin B.V. als bewindvoerder en mentor. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden niet toegewezen.