Dit alles leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is te beslissen op de verzoeken van de man. Dat geldt ook voor de verzoeken die de man voor het eerst in hoger beroep heeft gedaan, te weten het verzoek om een informatie- en consultatieregeling en het verzoek betreffende het gebruik van de geslachtsnaam van [de minderjarige] in Duitsland. Wat dat laatste verzoek betreft, ontbreekt de grondslag in het beroepschrift. Het hof begrijpt dit verzoek aldus dat dit eveneens de (uitvoering van de) ouderlijke verantwoordelijkheid betreft.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en zich ten aanzien van de verzoeken die door de man voor het eerst in hoger beroep zijn gedaan, onbevoegd verklaren. De hierboven genoemde stelling van de man dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door met [de minderjarige] naar Duitsland te vertrekken, hem daarover niet vooraf te informeren en hem aldus als vader buitenspel te zetten, kan – om redenen die hiervoor zijn genoemd – niet tot een andere conclusie leiden.
Ten overvloede overweegt het hof daarover het volgende. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard nooit de intentie te hebben gehad de man buitenspel te zetten en omgang tussen de man en [de minderjarige] belangrijk te vinden. Zij heeft toegegeven dat haar handelwijze niet de schoonheidsprijs verdient, maar gesteld dat zij hiertoe door de omstandigheden was genoodzaakt, omdat na de verbreking van de relatie van partijen een onveilige situatie voor haar en [de minderjarige] was ontstaan door toedoen van de man. De man heeft dit uitdrukkelijk betwist en aangegeven dat de vrouw hem met haar beschuldigingen bewust in een kwaad daglicht probeert te stellen en dat hij dit als erg grievend ervaart.
Het hof constateert dat het vertrouwen van de man en de vrouw in elkaar ernstig is beschadigd. Dat staat er echter niet aan in de weg dat de ouders, naar ter zitting in hoger beroep is gebleken, bezig zijn vorm te geven aan de omgang tussen de man en [de minderjarige] . Zo heeft in [plaats B] inmiddels twee keer begeleide omgang tussen [de minderjarige] en de man plaatsgevonden. Tevens is er gedurende een periode regelmatig contact tussen [de minderjarige] en de man geweest in de vorm van videobellen. Daarnaast informeert de vrouw de man maandelijks over hoe het met [de minderjarige] gaat. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep ervan blijk gegeven in te zien dat omgang tussen [de minderjarige] en de man dient te worden uitgebreid en in de toekomst ook in Nederland moet kunnen plaatsvinden. Volgens haar is professionele hulp daarbij noodzakelijk, ook om het vertrouwen van de ouders in elkaar te herstellen.
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd dat het videobellen tussen de man en [de minderjarige] per direct wordt hervat. Het videobellen, waarbij de man en [de minderjarige] elkaar kunnen zien en horen, moet dagelijks gebeuren, op een vast tijdstip, bij voorkeur na het eten, zodat [de minderjarige] eraan kan wennen, aldus de raad. Dit dagelijkse contact kan volgens de raad kortdurend zijn, gelet op de nog jonge leeftijd van [de minderjarige] . Verder adviseert de raad dat de vrouw bij de begeleide omgang tussen [de minderjarige] en de man zoveel mogelijk uit zicht blijft, zodat [de minderjarige] zich kan hechten aan de man. De omgang tussen [de minderjarige] en de man moet, aldus de raad, zo snel mogelijk worden uitgebreid, liefst met professionele hulp, zodat de man een band krijgt met [de minderjarige] .
Het hof onderschrijft het advies van de raad en gaat ervan uit dat de ouders in het belang van [de minderjarige] alles in het werk zullen stellen om dit advies op te volgen.