ECLI:NL:GHAMS:2021:3734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
200.292.484/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake gezamenlijk gezag over kinderen na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van twee ouders over hun kinderen. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Amsterdam verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek was afgewezen. De man en de vrouw, die sinds september 2018 uit elkaar zijn, hebben samen twee kinderen. De vrouw oefent momenteel alleen het gezag uit. De man heeft de kinderen erkend en heeft sinds september 2020 regelmatig contact met hen.

Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De man heeft inmiddels een eigen woning en de omgang met de kinderen verloopt goed. Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn om het verzoek van de man af te wijzen en dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. De vrouw had verweer gevoerd tegen het verzoek van de man, maar het hof oordeelt dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen.

De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen te belasten. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie en samenwerking tussen de ouders in het kader van de gezamenlijke gezagsuitoefening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en een afschrift zal worden gezonden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.292.484/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/690853 / FA RK 20-6436 (JK/SM)
Beschikking van de meervoudige kamer van 23 november 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. D. Rezaie te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I.R. Feddema te Amsterdam.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 13 januari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 4 april 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof is nadien het volgende stuk ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 4 mei 2021 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 oktober 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en de tolk in de taal Farsi, de heer I. Soltani, en in aanwezigheid van een kantoorgenoot van zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en de tolk in de Portugese taal, mevrouw J. Bierhoff.
De raad was met instemming van de advocaten niet ter zitting in hoger beroep aanwezig.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en de vrouw (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2012;
- [kind 2] , [in] 2015 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De vrouw oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De man heeft de kinderen erkend.
3.2
Blijkens het verhandelde ter zitting in hoger beroep, zien de man en de kinderen elkaar sinds september 2020 iedere zaterdag of zondag gedurende enkele uren tijdens een omgangsmoment waarbij de man de kinderen haalt en brengt bij de vrouw thuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, het verzoek van de man om gezamenlijk met de vrouw te worden belast met het gezag over de kinderen, afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, opnieuw rechtdoende de ouders alsnog te belasten met het gezamenlijk gezag, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen of aan te houden in afwachting van de ontwikkeling van de communicatie tussen partijen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De man kan zich niet verenigen met de beschikking waarvan beroep en voert daartoe het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen. Partijen hebben hun relatie in september 2018 beëindigd. Tot die tijd droegen de ouders gezamenlijk de zorg voor de kinderen. Nadien volgde echter een moeizame periode waarin zij uit elkaar gingen. In dat kader moet het geschil over het huurrecht van de voormalig gemeenschappelijke woning ook worden gezien, waarin de rechtbank ten onrechte aanleiding heeft gezien om het verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Zonder een beroep van de man op het huurrecht had hij geen recht op een urgentieverklaring. Bovendien was de man voornemens om met de kinderen in de voormalig gemeenschappelijke woning te gaan wonen. Hij is dus nooit de belangen van de kinderen uit het oog verloren.
Inmiddels beschikt de man over een eigen woning en verlopen de contactmomenten tussen hem en de kinderen goed. Ook lukt het de ouders steeds beter om in het belang van de kinderen tot afspraken te komen. Daarbij hebben de kinderen gelet op het uitgangspunt in de wet recht op en belang bij ouders met gezamenlijk gezag. Bovendien zijn er geen contra-indicaties die erop wijzen dat de kinderen klem en verloren zouden raken tussen de ouders wanneer zij belast zouden zijn met het gezamenlijk gezag, aldus de man.
5.3
De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verweer gevoerd.
Sinds juni 2021 heeft de man weer de beschikking over een eigen woning. Sindsdien is de strijd tussen partijen voorbij en verloopt de communicatie beter. Tot die tijd was het voor de vrouw onmogelijk om met de man tot afspraken te komen en werd zij in aanwezigheid van de kinderen door hem gediskwalificeerd. De man uit zich sinds kort dus minder negatief over de vrouw maar het contact met de kinderen blijft summier. De afspraak is dat de man de kinderen iedere zondag om 13.00 uur ophaalt en om 16.00 uur terugbrengt. In plaats daarvan komt hij iedere zaterdag wanneer het hem uitkomt de kinderen ophalen en brengt hij de kinderen binnen twee uur onaangekondigd weer terug. Daarbij verwijt hij het de vrouw wanneer zij op dat moment niet thuis is. Door de houding van de man vreest de vrouw dat het gezamenlijk gezag de man nog dominanter zal maken. Op dit moment is de man al veeleisend en meent hij enkel rechten te hebben en geen plichten. De man lijkt niet te overzien wat het gezag qua verantwoordelijkheden inhoudt. De vrouw verwacht dan ook dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen de ouders en is van mening dat de ouders hulp nodig hebben alvorens zij in staat kunnen worden geacht om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. Verder is het gezamenlijk gezag niet nodig om het contact tussen de man en de kinderen in stand te houden omdat de vrouw instandhouding van dit contact belangrijk vindt. Daarom verzoekt de vrouw het verzoek af te wijzen of de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de ontwikkeling van de communicatie tussen partijen.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het tussen de ouders, los van het geschil over het huurrecht, wat inmiddels in het verleden ligt, redelijk goed gaat. De emoties rondom de scheiding zijn geluwd. Er zijn geen moeilijkheden met gezagsbeslissingen geweest en niet wordt gezien waarom de ouders niet het gezamenlijk gezag zouden kunnen dragen. Dat er weinig communicatie is tussen de ouders staat niet aan gezamenlijk gezag in de weg, temeer omdat de ouders in staat zijn gebleken de omgang tussen de man en de kinderen op gang te brengen en dit ook zonder spanning lijkt te verlopen. Er bestaat, gelet daarop, geen onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en evenmin is het anderszins in hun belang noodzakelijk slechts één ouder met het gezag te belasten. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en de ouders gezamenlijk belasten met het gezag.
5.5
Ten overvloede overweegt het hof dat in het kader van de omgang het van belang is dat de ouders nadere afspraken maken over wanneer de man de kinderen ziet. Het is belangrijk dat de man zich aan deze afspraken houdt zodat de vrouw daarvan kan uitgaan. Daarbij is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de man en de vrouw het erover eens zijn dat de kinderen tijdens de omgang mee naar het huis van de man kunnen gaan.
Verder wordt van beide ouders verwacht dat zij initiatief tonen en elkaar informeren. Dit hoort bij een goede gezamenlijke gezagsuitoefening. Nu de kinderen bij de vrouw wonen, is de man voor veel informatie afhankelijk van de vrouw. Van de vrouw wordt dan ook verwacht dat zij de man informeert over belangrijke zaken betreffende de kinderen, ook ongevraagd.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2021 en opnieuw beschikkende:
belast de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 23 november 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.