In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het bedreigen van een politieambtenaar en het beledigen van deze ambtenaar door in zijn gezicht te spugen tijdens de coronapandemie. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de politieambtenaar had bedreigd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het subsidiair tenlastegelegde, de belediging van de ambtenaar, wel bewezen. Het hof oordeelde dat het gedrag van de verdachte, spugen in het gezicht van de ambtenaar, bijzonder grievend en respectloos was, vooral gezien de context van de coronapandemie waarin hygiëne van groot belang is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voor de belediging. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot één week gevangenisstraf, die voorwaardelijk werd opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de proeftijd van een eerder vonnis verlengd met één jaar. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en heeft daarbij de persoon van de verdachte in overweging genomen.