ECLI:NL:GHAMS:2021:3624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-003292-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van bier en frisdrank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van bier en frisdrank uit een Albert Heijn winkel op 25 augustus 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de zaak behandeld op 1 april 2021 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, waarbij hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bier en frisdrank heeft weggenomen die toebehoorden aan de winkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de straf van zeven dagen gevangenisstraf bevestigd, omdat de verdachte eerder voor vermogensmisdrijven was veroordeeld. De ernst van de feiten en de recidive van de verdachte hebben geleid tot de beslissing dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, in overeenstemming met de advocaat-generaal en de raadsvrouw.

De uitspraak benadrukt het belang van het respecteren van andermans eigendom en de gevolgen van diefstal voor zowel de slachtoffers als de samenleving. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft daarbij de recidive van de verdachte in overweging genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003292-18
datum uitspraak: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 september 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702367-18 en 23-003132-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 april 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bier en/of frisdrank in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 augustus 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bier en frisdrank, toebehorend aan [winkel].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het in het voordeel van de verdachte zou zijn, indien de zaken tegen de verdachte met parketnummers 23-000113-19 en 23-004435-18 gevoegd waren behandeld met onderhavige zaak. De raadsvrouw verzoekt in dat verband de verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf niet uitstijgt boven de duur van het ondergane voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van bier en frisdrink uit [winkel]. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Dergelijke feiten brengen naast materiële schade ook overlast voor het personeel van het betrokken winkelbedrijf mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 maart 2021 is hij eerder voor (vermogens)misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Gelet op met name de speciale recidive volstaat naar het oordeel van het hof geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen van winkeldiefstal worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Mede in dat licht acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van zeven dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Noch in het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, noch in hetgeen de raadsvrouw in hoger beroep naar voren heeft gebracht, ziet het hof aanleiding om tot een lagere strafoplegging te komen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De politierechter heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging van de vordering gelast voor de duur van één maand. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht – in overeenstemming met de advocaat-generaal en de raadsvrouw – termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 31 augustus 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2017, parketnummer 23-003132-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2021.
mrs. De Werd en Greve zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]