In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van bier en frisdrank uit een Albert Heijn winkel op 25 augustus 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de zaak behandeld op 1 april 2021 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, waarbij hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bier en frisdrank heeft weggenomen die toebehoorden aan de winkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de straf van zeven dagen gevangenisstraf bevestigd, omdat de verdachte eerder voor vermogensmisdrijven was veroordeeld. De ernst van de feiten en de recidive van de verdachte hebben geleid tot de beslissing dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, in overeenstemming met de advocaat-generaal en de raadsvrouw.
De uitspraak benadrukt het belang van het respecteren van andermans eigendom en de gevolgen van diefstal voor zowel de slachtoffers als de samenleving. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft daarbij de recidive van de verdachte in overweging genomen.