Uitspraak
Onderzoek ter terechtzitting
1 april 2021.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 4 februari 2014. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep. De zaak draaide om de geldigheid van de dagvaarding, die aan de verdachte was betekend. Ondanks dat de uitreiking van de dagvaarding aan de verdachte niet was gelukt, oordeelde het hof dat de dagvaarding op de wettelijk voorgeschreven wijze was betekend. Dit was gebaseerd op een rechtshulpverzoek dat op 25 november 2020 was ingediend en dat op 10 december 2020 naar de liaison in de Dominicaanse Republiek was gestuurd. Het hof concludeerde dat de dagvaarding geldig was, ondanks de mislukte uitreiking aan de verdachte.
Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte geen schriftelijke grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 1 april 2021.