ECLI:NL:GHAMS:2021:3608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-001959-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. van der Meer
  • M. J. de Vries
  • P. J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake voorbereidingshandelingen voor een overval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2015. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, maar na hoger beroep door zowel de verdachte als het openbaar ministerie, heeft het hof in 2019 het vonnis vernietigd en de straf verhoogd naar 12 maanden. De Hoge Raad heeft op 8 september 2020 het arrest van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 8 november 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 141 dagen en een taakstraf van 120 uren heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om een straf die ervoor zorgt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd hoeft te worden. Het hof heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een overval, maar deze zijn niet uitgevoerd omdat de verdachten tijdig zijn aangehouden.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft de taakstraf opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de op te leggen straffen als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de gevolgen voor de verdachte en zijn gezin.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001959-20
datum uitspraak: 22 november 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 8 september 2020 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-654303-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank twee mutsen en een handschoen verbeurd verklaard en ten aanzien van een sleutel de teruggave aan de verdachte gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het openbaar ministerie tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 5 april 2019 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het gerechtshof de in beslag genomen voorwerpen, een handschoen en een telefoon, verbeurd verklaard en ten aanzien van een sleutel en een muts de teruggave aan de verdachte gelast.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 8 september 2020 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en met verwerping van het beroep voor het overige.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Oplegging van straffen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 141 dagen, zijnde de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht een zodanige straf op te leggen dat de verdachte niet meer voor deze zaak gedetineerd zal worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor een overval. Het is bij die voorbereidingshandelingen gebleven doordat de verdachten zijn aangehouden door de politie, alvorens zij daadwerkelijk tot uitvoering van hun plannen konden overgaan. Gelet op de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappelijke onrust die dergelijke overvallen veroorzaken en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters plegen te worden opgelegd, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd. Het hof ziet in het tijdsverloop sinds het instellen van het hoger beroep in september 2015, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en hetgeen ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht evenwel aanleiding om – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de verdediging – te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Uit het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf ingrijpende gevolgen zal hebben voor de verdachte. De verdachte heeft de dagelijkse zorg voor zijn zieke vrouw en het gezin zal naar verwachting in financiële problemen komen indien de verdachte voor deze zaak opnieuw detentie moet ondergaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
141 (honderdeenenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.