ECLI:NL:GHAMS:2021:3603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-000125-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekfraude met valse werkgeversverklaringen ter verkrijging van hypothecaire geldlening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, heeft zich schuldig gemaakt aan hypotheekfraude door opzettelijk gebruik te maken van valse werkgeversverklaringen om een hypothecaire geldlening van 334.202 euro te verkrijgen. De tenlastelegging omvatte onder andere het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van vervalste geschriften. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 oktober 2021 heeft het hof de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. De raadsman stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de valse werkgeversverklaringen en dat hij geen handtekening had gezet op de documenten die bij de hypotheekofferte waren gevoegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de valsheid van de werkgeversverklaringen, aangezien hij de hypotheekofferte had ondertekend en er geen bewijs was dat hij of zijn echtgenote op dat moment voldoende inkomen hadden om in aanmerking te komen voor de lening.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot dezelfde straffen als eerder opgelegd. De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte het vertrouwen van de bank heeft geschaad door gebruik te maken van valse documenten, wat een ernstige schending van de integriteit in het economisch verkeer met zich meebrengt. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000125-21
datum uitspraak: 9 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-129714-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 te Amsterdam en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Volksbank en/of de SNS bank
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een hypothecaire geldlening ter hoogte van in totaal 334.202,00 euro
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
ter verkrijging van de hypothecaire geldlening,
twee (valse en/of vervalste) werkgeversverklaring(en) op naam en/of ten gunste van verdachte en/of zijn mededader te overleggen en/of te overhandigen, als ware hij/zij in dienst van in de/het werkgeversverklaring(en) genoemde bedrijf/ bedrijven en als (valselijk) bewijs van voldoende (legale) en vaste inkomsten,
terwijl verdachte en/of zijn mededader niet werkzaam was/waren bij de in de werkgeversverklaringen(en) genoemde bedrijf/bedrijven en/of
terwijl de (legale) inkomsten van verdachte en/of zijn mededader op het moment van de aanvraag en/of de afgifte van de hypothecaire geldlening ontoereikend was;
(waardoor de Volksbank en/of de SNS bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte)
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 te Amsterdam en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals en/of vervalst(e) geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, te weten:
- een werkgeversverklaring d.d. 12 juni 2009 op naam en/of ten gunste van [verdachte], inhoudende een verklaring van vast dienstverband bij [bedrijf 1] en/of
- een werkgeversverklaring d.d. 4 juni 2009 op naam en/of ten gunste van [naam 1], inhoudende een verklaring van een vast dienstverband bij [bedrijf 2]
door deze (valse en/of vervalste) werkgeversverklaring(en) op te sturen en/of te overleggen en/of te overhandigen aan de Volksbank en/of de SNS bank, ter verkrijging van een hypothecaire geldlening.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde oplichting en het onder 2 tenlastegelegde gebruikmaken van valse geschriften. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt de volgende argumenten naar voren gebracht.
De verdachte heeft consistent verklaard niets te weten van de valse werkgeversverklaringen en heeft steeds een verklaring gegeven voor zijn inkomsten. Op elke pagina van de hypotheekofferte is door zowel de verdachte als de medeverdachte een handtekening gezet, maar op geen van die pagina’s wordt de werkgeversverklaring weergegeven. De werkgeversverklaringen zijn wel bijgevoegd, maar daarop staat geen handtekening van de verdachte of de medeverdachte. De verdachte heeft contact gehad met de tussenpersoon van [bedrijf 3] voor het regelen van de hypotheek. Uit die rol van de verdachte kan niet worden afgeleiden dat hij wist of moet hebben geweten van de valse werkgeversverklaringen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor een woning, zijn handtekening heeft geplaatst op een hypotheekofferte, evenals zijn (toenmalige) echtgenote. Vervolgens zijn werkgeversverklaringen op naam van de verdachte en op naam van zijn echtgenote aan de bank overgelegd. De hypothecaire geldlening is daarop door de bank aan hen verstrekt, terwijl achteraf is gebleken dat beide werkgeversverklaringen vals waren.
Van de aanvrager van een hypothecaire geldlening mag in beginsel worden verwacht dat deze bekend is met de inhoud van de hypotheekofferte die deze heeft ondertekend en van de daaraan ten grondslag liggende stukken die ter verkrijging van die geldlening worden ingediend.
Uit de hypotheekofferte blijkt dat ten behoeve van het verkrijgen van de hypotheek diverse stukken zijn overgelegd, waaronder een werkgeversverklaring op naam van de verdachte en een werkgeversverklaring op naam van diens (toenmalige) echtgenote [naam 2]. Die werkgeversverklaringen blijken vals te zijn. De verdachte heeft de offerte, waarin is vermeld dat deze geschiedde onder voorbehoud van een werkgeversverklaring betreffende beide aanvragers en een recente salarisstrook van hen beiden, ondertekend. De hypotheekofferte is door tussenkomst van een hypotheekadviseur, werkzaam bij [bedrijf 3], tot stand gekomen. De verklaring van de verdachte dat hij geen idee heeft hoe de werkgeversverklaringen bij de bank terecht zijn gekomen en dat de tussenpersoon buiten medeweten van de verdachte de valse werkgeversverklaringen heeft overgelegd, acht het hof volstrekt onaannemelijk, op grond van het volgende.
Allereerst is in de offerte vermeld, op een pagina die ook door de verdachte is ondertekend, dat van zowel de verdachte als van diens echtgenote overlegging van een werkgeversverklaring en een recente salarisstrook was vereist. Daarnaast is niet gebleken dat de verdachte of diens echtgenote op het moment van ondertekening van de hypotheekofferte een onderneming of een dienstverband hadden waaruit voldoende inkomen werd gegenereerd, op basis waarvan de verdachte in de veronderstelling kon verkeren dat hij in aanmerking kwam voor een hypothecaire geldlening. De verklaringen van de verdachte omtrent de vraag hoe hij destijds – niettegenstaande de gegevens van de belastingdienst die blijk geven van onvoldoende inkomsten in die periode – toch aan een voldoende inkomen zou zijn gekomen, zijn vaag gebleven en niet onderbouwd. Daarom is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat zijn inkomen te laag was voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening. Voorts is omtrent de identiteit van de tussenpersoon van [bedrijf 3] die volgens de verdachte de valse werkgeversverklaringen zou hebben gebruikt en overgelegd, niets komen vast te staan. De verklaringen van de verdachte daaromtrent zijn vaag gebleven en acht het hof ongeloofwaardig. Zo heeft de verdachte bij de politie in het geheel niet over deze persoon verklaard en heeft hij ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep geen enkel concreet, verifieerbaar gegeven zoals een naam, telefoonnummer of e-mailadres met betrekking tot deze persoon – die de verdachte naar zijn zeggen “[bijnaam]” noemde omdat hij zijn echte naam niet kende – kunnen verschaffen.
Het hof verwerpt de gevoerde verweren op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en acht bewezen dat de verdachte wist dat de werkgeversverklaringen vals waren en dat hij daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt ter verkrijging van de hypothecaire geldlening, zoals hierna bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 28 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen de SNS bank heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hypothecaire geldlening ter hoogte van in totaal 334.202,00 euro door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid ter verkrijging van de hypothecaire geldlening, twee valse werkgeversverklaringen op naam van verdachte en van [naam 2] te overleggen, als ware hij/zij in dienst van in de werkgeversverklaringen genoemde bedrijven en als valselijk bewijs van voldoende legale en vaste inkomsten, terwijl verdachte en [naam 2] niet werkzaam waren bij de in de werkgeversverklaringen genoemde bedrijven en terwijl de legale inkomsten van verdachte en [naam 2] op het moment van de aanvraag en/of de afgifte van de hypothecaire geldlening ontoereikend waren, waardoor de SNS bank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 28 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, te weten:
- een werkgeversverklaring d.d. 12 juni 2009 op naam van [verdachte], inhoudende een verklaring van vast dienstverband bij [bedrijf 1] en
- een werkgeversverklaring d.d. 4 juni 2009 op naam van [naam 1], inhoudende een verklaring van een vast dienstverband bij [bedrijf 2]
door deze valse werkgeversverklaringen te overleggen aan de SNS bank, ter verkrijging van een hypothecaire geldlening.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
oplichting
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft in verband met de ouderdom van de feiten verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van één jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting ter verkrijging van een hypothecaire geldlening door gebruik te maken van valse werkgeversverklaringen. De bank is hierbij overgegaan tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening, terwijl de inkomsten van de verdachte en/of van zijn echtgenote daarvoor onvoldoende waren. Hiermee heeft de verdachte het vertrouwen van banken in de juistheid van dergelijke documenten geschaad en het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend ondermijnd.
Gelet op de ernst van de feiten ziet het hof geen aanleiding slechts geheel voorwaardelijke straffen op te leggen met een kortere proeftijd. Het hof acht de door de politierechter opgelegde en de advocaat-generaal gevorderde straffen gerechtvaardigd en passend. Bij het bepalen van de straffen heeft het hof tevens op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de straf die de verdachte na het bewezenverklaarde feit in een andere strafzaak is opgelegd. Voorts is de ouderdom van de feiten in de door het hof bepaalde straffen verdisconteerd. Door zowel een voorwaardelijke als een onvoorwaardelijke straf op te leggen wil het hof enerzijds de ernst van het feit benadrukken en beoogt het anderzijds de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegend, overeenkomstig de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2021.
mrs. Aardema en Abels zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]