ECLI:NL:GHAMS:2021:360

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
200.273.628/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling na advies bijzondere curator; verzoek tot uitbreiding afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, na advies van een bijzondere curator. De vader, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, die oorspronkelijk was vastgesteld door de rechtbank Noord-Holland. De vrouw, de moeder van de minderjarige, verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De bijzondere curator had in haar rapportage aangegeven dat de minderjarige spanning ervaart tijdens de omgang met de vader, vooral wanneer hij negatief over de moeder en haar ouders spreekt. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgangsregeling in stand blijft, maar de vader wilde dat de regeling werd uitgebreid met overnachtingen. Het hof oordeelde dat de huidige omgangsregeling in het belang van de minderjarige is en dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende is om tot een uitbreiding van de omgang te komen. De vader werd aangespoord om hulpverlening te accepteren en te werken aan zijn communicatie met de moeder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij de omgangsregeling zoals die thans geldt, in het belang van de minderjarige werd geacht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.273.628/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/289426 / FA RK 19-3151
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 februari 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.J.J. Baars te Alkmaar.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [dochter] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 13 november 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 5 februari 2020 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 25 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 oktober 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en de vrouw (hierna gezamenlijk ook: de ouders) is [de minderjarige] geboren [in] 2011.
De vrouw oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige] . De man heeft [de minderjarige] erkend.
3.2
Bij beschikking van 29 november 2017 heeft de rechtbank op verzoek van de man bepaald dat [de minderjarige] , na een opbouw, vanaf maart 2018 eenmaal per twee weken in de oneven weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft, waarbij de vrouw in alle gevallen [de minderjarige] naar de man zal (laten) brengen en haar daar ook weer zal (laten) ophalen.
3.3
Vaststaat dat de omgang heeft plaatsgevonden eenmaal per twee weken op zaterdag maar dat nimmer een overnachting is gerealiseerd en dat in zoverre geen invulling is gegeven aan de beschikking van de rechtbank van 29 november 2017.
3.4
De man is een kort gedingprocedure gestart en heeft nakoming van de beschikking van 29 november 2017 gevorderd. Deze zaak is op zitting behandeld op 8 juli 2019. De ouders hebben aldaar afspraken gemaakt. Deze afspraken houden in dat de vrouw de man via e-mail informeert over [de minderjarige] , dat zij steeds een kopie van het schoolrapport aan de man zal toesturen en dat de feitelijk lopende omgangsregeling wordt voortgezet, in afwachting van de uitkomst van de onderhavige bodemprocedure.
3.5
Bij beschikking van 31 juli 2019 heeft de rechtbank [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator en haar verzocht onderzoek te doen naar het volgende:
a. a) de bijzondere curator wordt verzocht te onderzoeken hoe [de minderjarige] het contact met de man ervaart en of zij een omgangsregeling in het belang van [de minderjarige] acht;
b) indien de bijzondere curator een omgangsregeling in het belang van [de minderjarige] acht, dan verzoekt de rechtbank haar om aan te geven hoe deze omgangsregeling het beste vormgegeven kan worden en of en zo ja, welke hulpverlening moet worden ingezet om het contact tussen [de minderjarige] en haar vader goed te kunnen laten verlopen;
c) de bijzondere curator wordt verzocht te onderzoeken of [de minderjarige] wordt belast door de wijze waarop de ouders met elkaar of met haar omgaan en of er manieren zijn om te bewerkstelligen dat [de minderjarige] hierdoor minder wordt belast;
d) de bijzondere curator wordt verzocht aan te geven of er nog andere relevante factoren zijn die niet besloten liggen in de beantwoording van voornoemde vragen.
3.6
Het verslag van de bijzondere curator van 11 september 2019 bevindt zich bij de stukken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de vrouw en met wijziging van de beschikking van 29 november 2017, bepaald dat:
- [de minderjarige] bij de man verblijft in de oneven weken op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur. In verband met de sportactiviteiten van [de minderjarige] kan deze dag in onderling overleg tussen de ouders worden gewijzigd naar de opvolgende zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- de man [de minderjarige] ophaalt bij de vrouw om 10.00 uur en de vrouw haar ophaalt bij de man om 17.00 uur;
- in de zomervakantie de vrouw de gelegenheid heeft om drie weken aaneengesloten met [de minderjarige] op vakantie te gaan.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidende verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen zodat de omgangsregeling zoals die is bepaald bij de beschikking van 29 november 2017 weer zal gelden.
4.3
De vrouw verzoekt het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
De man kan zich niet verenigen met de beschikking waarvan beroep en voert daartoe het volgende aan.
De man had in het verleden een alcoholprobleem. Inmiddels heeft hij zijn leven op orde, is hij abstinent en inmiddels hertrouwd en heeft hij geen begeleiding van hulpverlenende instanties meer nodig. De vrouw en haar ouders, bij wie zij woont, kunnen zich echter niet over het gebeurde in het verleden en hun beeldvorming van hem als vader heen zetten.
Er zou moeten worden toegewerkt naar een omgangsregeling met overnachting. Aanvankelijk stond de man open voor de suggestie van de bijzondere curator dat een omgangsregeling zonder overnachting voor meer rust en duidelijkheid bij [de minderjarige] zou zorgen en hij heeft daarom in eerste aanleg geen verweer gevoerd. Inmiddels is de man echter gebleken dat sinds de bestreden beschikking het contact tussen hem en de vrouw is verslechterd door onduidelijkheden in de bestreden beschikking, waardoor de ruzies tussen partijen alleen maar zijn toegenomen. Doordat de rechtbank heeft geoordeeld dat de ouders in onderling overleg de omgangsregeling kunnen verzetten naar zondag, zijn tussen de ouders discussies ontstaan, die voortkomen uit onmacht bij hen beiden. In deze situatie heeft iedereen baat bij een strak geformuleerd dictum dat geen ruimte laat tot overleg. Zo laat de vrouw vaak pas op het laatste moment weten dan een omgangsmoment niet door zal gaan.
Bovendien vindt [de minderjarige] het heerlijk wanneer zij bij de man thuis is. Ingevolge artikelen 8 EVRM en 3 IVRK heeft [de minderjarige] het recht om de man als haar vader te leren kennen en van hem te leren over hun cultuur, aldus de man.
5.3
De vrouw verweert zich als volgt. Uit de bestreden beschikking blijkt dat partijen hebben ingestemd met de hulpverlening van de daarvoor reeds intensief betrokken orthopedagoog, [de orthopedagoog] . Doordat de man hoger beroep heeft ingesteld, heeft hij ervoor gezorgd dat de doelen in het afgesproken behandelplan niet zullen worden gehaald en heeft [de orthopedagoog] zich genoodzaakt gezien de gesprekken met de ouders stop te zetten. Haar gesprekken met [de minderjarige] hebben tot op heden wel doorgang gevonden.
De afgelopen periode is de omgangsregeling goed verlopen en heeft [de minderjarige] om het weekend op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man verbleven. Een enkele keer heeft discussie plaatsgevonden over het tijdstip van brengen na een hockeywedstrijd. De man heeft [de minderjarige] echter nog maar twee keer opgehaald bij het treinstation in [plaats] , zoals tussen partijen afgesproken, waardoor de vrouw haar naar de man heeft moeten brengen. De vrouw informeert de man daarnaast regelmatig over bijzondere gebeurtenissen in het leven van [de minderjarige] . Over hetgeen de man en [de minderjarige] ondernemen tijdens de omgangsmomenten weet de vrouw echter niet veel omdat [de minderjarige] daarover niet vertelt. De vrouw acht continuering van de uitvoering van de geldende omgangsregeling desalniettemin van belang omdat zij vindt dat [de minderjarige] en de man een band met elkaar dienen te hebben en te onderhouden. Van uitbreiding van de omgang naar een overnachting kan echter geen sprake zijn, omdat dat bij [de minderjarige] tot verdere problemen zal leiden, zo blijkt uit onderzoek van [de orthopedagoog] . Daarbij blijft betrokkenheid van [de orthopedagoog] van belang om [de minderjarige] te begeleiden in haar omgang met de man. De kern van het probleem in deze is dat de man de signalen niet herkent bij [de minderjarige] . Zijn eerste grief dat de vorige omgangsregeling dient te herleven, lijkt dan ook enkel in zijn belang te zijn opgesteld.
De vrouw erkent dat de man abstinent is en dat hij inmiddels getrouwd is. Zijn echtgenote woont echter niet in Nederland, zodat hij geen huishouden met haar vormt. Voorts betreurt de vrouw de houding van de man jegens haar ouders. Zij spelen een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige] . Daarbij groeien zij mee met de vrouw in hun mening over het belang van omgang tussen de man en [de minderjarige] , aldus de vrouw.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De wens van de man dat [de minderjarige] bij hem blijft slapen, komt slechts voort uit zijn eigen behoeftes, en de man houdt daarbij onvoldoende rekening met de behoeftes van [de minderjarige] . Er kan slechts op geleide van de wensen van [de minderjarige] worden overgegaan tot uitbreiding van de omgang. Het is daarbij niet zo dat [de minderjarige] zelf mag kiezen, de omgang moet wel tot stand komen in samenwerking met [de orthopedagoog] .
De onderhavige procedure legt een flinke druk op [de minderjarige] . De kans bestaat dat [de minderjarige] door al deze druk haar hakken in het zand zal zetten. De huidige omgangsregeling moet blijven zoals die is en van daaruit dient te worden gekeken naar de inhoud van de omgang. Het belangrijkste is nu dat [de minderjarige] de omgang leuk vindt en dat het leuk blijft. Wanneer deze hoger beroepsprocedure voorbij is, dienen de ouders hun contact met [de orthopedagoog] te hervatten. Zij zal aan de ouders kunnen uitleggen wat de belangen van [de minderjarige] zijn in deze, aldus de raad.
5.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat sinds maart 2018, na een opbouw, uitvoering wordt gegeven aan de huidige omgangsregeling. Uit het verslag van [de orthopedagoog] van 16 mei 2019, blijkt dat [de minderjarige] vanaf 17 april 2018 bij haar in behandeling is. Voorts blijkt uit het verslag dat [de minderjarige] weerstand laat zien tegen de omgang met de man en dat zij niet bij hem wil blijven slapen. Na de omgang is [de minderjarige] stil, zij vertelt niets over haar ervaringen. De dagen na de omgang is zij druk, zet zij zich af en is zij dwars. Uit het verslag van de bijzondere curator van 11 september 2019 blijkt dat [de minderjarige] in de omgang met de man geregeld spanning ervaart wanneer hij zich negatief uitspreekt over de vrouw en haar ouders. [de minderjarige] geeft hier uiting aan door boos en stil te zijn. De verhouding tussen de grootouders en de man lijkt belastend te zijn voor haar. Op de momenten dat de man negatief praat over de grootouders en de vrouw, komt [de minderjarige] klem te zitten in haar loyaliteit. De spanning loopt bij [de minderjarige] ook op wanneer de ouders een discussie met elkaar hebben tijdens het halen en brengen. Als gevolg daarvan ziet [de minderjarige] vaak op tegen de omgang en probeert zij eronderuit te komen. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat de uitbreiding van de omgang slechts op geleide van de wensen van [de minderjarige] dient plaats te vinden. Om de huidige omgang minder spanning te laten oproepen bij [de minderjarige] heeft de bijzondere curator het volgende geadviseerd. [de minderjarige] dient meer voor zichzelf te leren opkomen en beter haar wensen en verlangens, naar met name de man toe, te leren aangeven. De vrouw moet op haar beurt het belaste verleden loslaten en leren vertrouwen op herstel in de communicatie. De man zal zich moeten leren verplaatsen in de gevoelens van [de minderjarige] en naar haar verlangens leren luisteren. Ook zal hij het verleden achter zich moeten laten en leren op een constructieve manier met de vrouw te overleggen. In de bestreden beschikking is bij punt 4.4 beschreven dat de ouders zich bereid hebben verklaard mee te werken aan hulpverlening van [de orthopedagoog] , gericht op bovengenoemde punten. Door het onderhavige hoger beroep is de hulpverlening met betrekking tot de ouders echter al snel stil komen te liggen. Bovengenoemde verbeterpunten voor de ouders liggen dan ook nog steeds open om aan te werken.
5.6
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de bij de bestreden beschikking bepaalde omgangsregeling in stand dient te blijven. De communicatie tussen de ouders is tot op heden onvoldoende om tot de door de man verzochte uitbreiding over te gaan. De slechte communicatie tussen de ouders heeft zijn directe weerslag op [de minderjarige] . Zij ervaart veel spanningen en stress rondom de omgang met de man. Zo vertelt zij aan de vrouw niet(s) over de tijd die zij bij hem doorbrengt. Dit duidt op een loyaliteitsconflict en is voor [de minderjarige] een manier om om te gaan met de zeer verschillende werelden van de ouders. Door de spanningen die [de minderjarige] ervaart, is zij thans niet in staat om vaker of meer tijd bij de man door te brengen, laat staan dat zij bij hem kan overnachten. Dit laatste roept bovendien al jaren veel weerstand bij haar op. Van haar kan dan ook niet worden verwacht daartoe te worden gedwongen. Het hof deelt de vrees van de raad dat dwang hoogstwaarschijnlijk tot nog meer weerstand zal leiden, vermoedelijk resulterend in een totale afkeer van omgang met de man. Hoe invoelbaar de wens van de man tot uitbreiding van het contact met [de minderjarige] ook moge zijn, zijn verzoek tot uitbreiding van de omgang komt hoofdzakelijk voort uit zijn eigen belang. De man ziet dientengevolge tot op heden het belang van [de minderjarige] over het hoofd, terwijl hij naar aanleiding van de bestreden beschikking en het advies van de bijzondere curator zou werken aan het leren zich te verplaatsen in [de minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de man tot op heden geen hulpverlening hierbij heeft geaccepteerd. Ook heeft de man zich tot op heden onvoldoende ingezet voor verbetering van de communicatie tussen hem en de vrouw, zoals eveneens door de bijzondere curator is geadviseerd. In het belang van [de minderjarige] dienen de ouders te werken aan hun onderlinge communicatie door middel van hulpverlening, bijvoorbeeld van [de orthopedagoog] . Het is de verwachting van het hof dat de omgang met de man hierdoor prettiger en beter zal gaan verlopen voor [de minderjarige] .
Ter zitting in hoger beroep heeft de man toegezegd na afloop van dit hoger beroep contact op te nemen met (een hulpverlener als) [de orthopedagoog] teneinde gezamenlijk met de vrouw te werken aan de onderlinge communicatie. Ter zitting in hoger beroep is afgesproken dat de man hiertoe het initiatief neemt.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat in dit geval de inbreuk op het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM gerechtvaardigd is, omdat deze noodzakelijk is en tevens evenredig is aan het doel van de bescherming van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] . Het beroep van de man op artikel 8 EVRM faalt. Van schending van artikel 3 IVRK, is gelet op het voorgaande, evenmin sprake.
5.8
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen nu de omgangsregeling zoals die thans geldt, in het belang van [de minderjarige] is. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. A.R. Sturhoofd en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 9 februari 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.