In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een hoger beroep in een kort geding, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft een huurgeschil tussen de oorspronkelijke verhuurster, Woonstichting Lieven de Key, en de huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De huurder had een huurachterstand en de woning was gesloten op grond van de Opiumwet. De kantonrechter had de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De oorspronkelijke verhuurster had de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. In het hoger beroep heeft Stichting Pré Wonen, de opvolgende verhuurster, verzocht om zich als partij te voegen aan de zijde van Lieven de Key. Het hof heeft in een eerder tussenarrest de incidentele vordering van Lieven de Key tot tussenkomst van Pré Wonen afgewezen, maar in deze uitspraak is Pré Wonen alsnog toegelaten tot de procedure. Het hof oordeelde dat Pré Wonen voldoende belang had bij de zaak, aangezien zij sinds 1 december 2020 eigenaar van de woning is. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor een memorie aan de zijde van Pré Wonen.