ECLI:NL:GHAMS:2021:3570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
200.288.465/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een opvolgende verhuurster tot de procedure inzake huur van woonruimte en ontruiming

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een hoger beroep in een kort geding, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft een huurgeschil tussen de oorspronkelijke verhuurster, Woonstichting Lieven de Key, en de huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De huurder had een huurachterstand en de woning was gesloten op grond van de Opiumwet. De kantonrechter had de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De oorspronkelijke verhuurster had de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. In het hoger beroep heeft Stichting Pré Wonen, de opvolgende verhuurster, verzocht om zich als partij te voegen aan de zijde van Lieven de Key. Het hof heeft in een eerder tussenarrest de incidentele vordering van Lieven de Key tot tussenkomst van Pré Wonen afgewezen, maar in deze uitspraak is Pré Wonen alsnog toegelaten tot de procedure. Het hof oordeelde dat Pré Wonen voldoende belang had bij de zaak, aangezien zij sinds 1 december 2020 eigenaar van de woning is. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor een memorie aan de zijde van Pré Wonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.288.465/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8821769 \ VV EXPL 20-158
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 november 2021
inzake
STICHTING PRÉ WONEN,
gevestigd te Haarlem,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. D. de Vries te Amsterdam,
in de zaak van
[geïntimeerde],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. S.J. Sattler te Haarlem,
tegen
WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. D. de Vries te Amsterdam.
Partijen worden hierna Pré Wonen, [geïntimeerde] en Lieven de Key genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak - tussen [geïntimeerde] en Lieven de Key - op 20 juli 2021 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot deze datum verwijst het hof naar dat arrest (verder: het tussenarrest).
Vervolgens heeft Pré Wonen een incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging ex artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met productie, ingediend.
Daarop heeft [geïntimeerde] een conclusie van antwoord in het incident, met productie, genomen.
Lieven de Key heeft niet van antwoord gediend in het incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
Pré Wonen heeft incidenteel gevorderd dat zij primair als tussenkomende partij, subsidiair als gevoegde partij aan de zijde van Lieven de Key zal worden toegelaten in de onderhavige appelprocedure tussen [geïntimeerde] en Lieven de Key, kosten rechtens.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot - kort gezegd - afwijzing van de incidentele vordering van Pré Wonen.

2.Beoordeling

In het incident
2.1
Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover in dit incident van belang, om het volgende.
i. i) Lieven de Key is een woningcorporatie en is, althans was, eigenaar van een woning aan [adres] (hierna: de woning). Lieven de Key heeft/had de woning sinds 26 mei 2015 aan [geïntimeerde] verhuurd.
ii) [geïntimeerde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
iii) De burgemeester heeft de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet per 10 augustus 2020 gesloten (door aanbrenging van een sluitingsbevel op de woning) voor een periode van twaalf maanden.
iv) Lieven de Key heeft op grond van artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) de huurovereenkomst bij brief van 28 augustus 2020 met ingang van diezelfde datum buitengerechtelijk ontbonden.
v) Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter, kort gezegd, [geïntimeerde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en om de woning aan Lieven de Key ter beschikking te stellen onder afgifte van de sleutels. Verder heeft de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan Lieven de Key van een bedrag aan huurachterstand en [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
vi) [geïntimeerde] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft geconcludeerd tot, kort gezegd, vernietiging van het bestreden vonnis en - kennelijk - afwijzing van de vorderingen van Lieven de Key.
vii) Het hof heeft bij het tussenarrest de incidentele vordering van Lieven de Key - tot primair tussenkomst van Pré Wonen in de onderhavige appelprocedure en subsidiair voeging van Pré Wonen in deze procedure als gevoegde partij aan de zijde van Lieven de Key - afgewezen, daartoe overwegende dat alleen Pré Wonen zelf in een aparte conclusie tussenkomst/voeging kan vorderen.
2.2
Pré Wonen heeft ter onderbouwing van haar incidentele vordering tot tussenkomst althans voeging, samengevat, het volgende aangevoerd. Lieven de Key heeft haar woningbezit, waaronder de woning, overgedragen aan Pré Wonen. Op 1 december 2020 is Pré Wonen formeel eigenaar geworden. Dit betekent dat per 1 december 2020 Pré Wonen de verhuurder is van [geïntimeerde] voor zover op die datum nog een huurovereenkomst zou bestaan. Daarmee heeft zij belang bij instandhouding van het bestreden vonnis. Als [geïntimeerde] in hoger beroep in het gelijk zou worden gesteld, zal Pré Wonen een nieuwe procedure moeten starten jegens [geïntimeerde] tot ontbinding van de huurovereenkomst en/of ontruiming van de woning, hetgeen mede uit proceseconomisch oogpunt niet wenselijk is.
2.3
[geïntimeerde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd op gronden die, zo nodig, bij de beoordeling van de incidentele vordering aan de orde zullen komen.
2.4
Lieven de Key heeft zich niet uitgelaten over de incidentele vordering van Pré Wonen. Het hof zal veronderstellenderwijs ervan uitgaan dat Lieven de Key de vordering van Pré Wonen steunt, althans dat zij zich wat die vordering betreft refereert aan het oordeel van het hof.
2.5
Artikel 218 Rv bepaalt dat de incidentele vordering tot voeging/tussenkomst moet worden ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen.
2.6
Gelet op het bepaalde in artikel 218 Rv heeft Pré Wonen haar incidentele vordering tot primair tussenkomst, subsidiair voeging, te laat ingediend.
De laatste conclusie in het aanhangige geding, zoals bedoeld in artikel 218 Rv, is immers de memorie van antwoord, die is genomen op 13 april 2021. Pré Wonen heeft haar incidentele vordering tot tussenkomst althans voeging ingesteld op de rol van 3 augustus 2021. Het niet tijdig ingediend zijn van de incidentele conclusie kan naar het oordeel van het hof echter niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van Pré Wonen in haar vordering. Het hof acht daartoe van belang dat het hof de op zichzelf (wel) tijdig ingediende vordering van Lieven de Key tot tussenkomst/voeging bij arrest van 20 juli 2021 heeft afgewezen, daartoe overwegende dat alleen Pré Wonen zelf een vordering tot tussenkomst/voeging kan indienen, en de omstandigheid dat [geïntimeerde] thans geen bezwaren heeft geuit tegen het niet tijdig ingediend zijn van de onderhavige incidentele conclusie. Dit leidt naar het oordeel van het hof ertoe dat Pré Wonen kan worden ontvangen in haar vordering.
2.7
Het hof neemt bij de beoordeling van de incidentele vordering tot tussenkomst op de voet van artikel 217 Rv tot uitgangspunt, kort gezegd, dat een partij kan vorderen in een aanhangig geding te mogen tussenkomen, indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat, in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel haar positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
2.8
Pré Wonen heeft haar vordering tot tussenkomst onderbouwd met een beroep op haar belang bij instandhouding van het bestreden vonnis. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat zij het wenselijk acht dat zij zelfstandig verweer kan voeren tegen de grieven van [geïntimeerde] en kan concluderen tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, maar zij heeft niet gesteld welke zelfstandige vordering zij zou willen instellen tegen [geïntimeerde] en/of Lieven De Key. Gelet hierop is niet voldoende gebleken van een belang van Pré Wonen bij tussenkomst in de appelprocedure tussen [geïntimeerde] en Lieven de Key om benadeling of verlies van een eigen recht te voorkomen, zodat de (primaire) incidentele vordering tot tussenkomst reeds om die reden zal worden afgewezen.
2.9
Voor toewijzing van een vordering tot voeging op de voet van artikel 217 Rv is vereist een belang van de voegende partij bij een tussen andere partijen aanhangig geding. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot voeging kunnen de eisen van een goede procesorde eveneens in de weg staan.
2.1
Het hof constateert dat Pré Wonen haar belang bij de gevorderde voeging stoelt op de stelling dat zij als rechtsopvolgster van Lieven de Key in ieder geval sinds 1 december 2020 eigenaar van de woning is. Uit hetgeen Pré Wonen heeft aangevoerd, is voldoende gebleken dat zij, in verband met de nadelige gevolgen die een uitspraak in hoger beroep tussen [geïntimeerde] en Lieven de Key feitelijk of juridisch voor haar kan hebben, voldoende belang heeft bij voeging in de onderhavige procedure aan de zijde van Lieven de Key. In dit verband merkt het hof nog op dat voor toewijzing van de incidentele vordering tot voeging het voormelde door Pré Wonen
gesteldebelang voldoende is. Pré Wonen en Lieven de Key hebben beide belang erbij dat het bestreden vonnis in stand blijft en beogen in zoverre eenzelfde uitkomst van het geding. Uit het vorenstaande volgt dat de (subsidiaire) incidentele vordering tot voeging zal worden toegewezen. Weliswaar zal dit tot enige vertraging van het geding leiden, maar niet dusdanig dat de eisen van een goede procesorde hieraan in de weg staan.
2.11
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
2.12
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor een memorie aan de zijde van Pré Wonen.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident
staat Pré Wonen toe zich in de onderhavige procedure tussen [geïntimeerde] als appellant en Lieven de Key als geïntimeerde te voegen aan de zijde van Lieven de Key;
wijst het meer of anders gevorderde af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 december 2021 voor een memorie aan de zijde van Pré Wonen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, L.A.J. Dun en A.R. Sturhoofd en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.