ECLI:NL:GHAMS:2021:3538

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
23-00372-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens protest tegen coronabeleid op het Museumplein in Amsterdam

Op 16 november 2021 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 24 januari 2021 tijdens een protest tegen het coronabeleid op het Museumplein in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was betrokken bij gewelddadige acties tegen politieagenten en politievoertuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, waaronder het slaan en trappen tegen politieambtenaren en het gooien van stenen en andere voorwerpen. De verdachte heeft zich niet gehouden aan een noodbevel van de burgemeester om het Museumplein te verlaten, wat ook onderdeel van de tenlastelegging was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de noodzaak van een krachtige reactie vanuit de rechtsorde, vooral gezien de context van de protesten tegen het coronabeleid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000372-21
datum uitspraak: 16 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-023596-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein en/of het Concertgebouwplein, in elk geval op of aan de/een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep)

maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of, aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of,
(met kracht) duwen en/of slaan (al dan niet met een voorwerp) en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of,
(telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met
(een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of,
(een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of,
(een) stalen voorwerp(en) en/of,
(een) reclame- en/of verkeersbord(en) en/of,
(een) fiets(en) en/of,
(een) fles(sen) en/of,
(zwaar) vuurwerk en/of,
een bouwhek blok en/of,
(een) voorwerp(en);

2.hij, op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte, zich toen en aldaar niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, (te weten onder andere de van Baerlestraat, de Cornelis Schuytstraat en/of de Paulus Potterstraat) nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af.
De verdachte heeft verklaard dat hij een blauwe papierbak op de weg heeft geduwd en dat hij stenen heeft opgeraapt. De politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in hun proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2021 geverbaliseerd dat zij zagen dat een persoon die zij hebben aangeduid als NN1 een grote blauwe container vanaf het trottoir de openbare weg oprolde en omgooide en dat deze persoon stenen uit de grond haalde die hij stuk gooide, waarna hij stukken steen in zijn jas stopte. Ook hebben zij gezien dat NN1 een stuk steen naar de ME gooide. In voornoemd proces-verbaal maken de politieambtenaren er melding van dat het proces-verbaal van aanhouding van NN1 is opgemaakt onder nummer
2021017254. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte van 24 januari 2021 met nummer PL1300-
2021017254-2, opgemaakt door politieambtenaar [verbalisant 3] ([verbalisant 3]). Diezelfde verbalisant heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2021 (nummer PL1300-
2021017254-3) – kort gezegd – de aanhouding van de verdachte beschreven en daarin geverbaliseerd dat hij had gehoord dat de verdachte een papiercontainer voor paarden (het hof begrijpt: politiepaarden) had geduwd en de Mobiele Eenheid (ME) had bekogeld met stenen. Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat de verdachte de door de politieambtenaren genoemde NN1 is die met stenen naar de ME heeft gegooid en een papiercontainer op de openbare weg heeft omgegooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.2.hij op 24 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 Gemeentewet, te weten een noodbevel van de Burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast, immers heeft hij, verdachte, zich toen en aldaar niet op eerste vordering van de politie verwijderd van het Museumplein en omgeving.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en dat hem een gebiedsverbod wordt opgelegd voor (de nabije omgeving van) het Museumplein in Amsterdam voor de periode van 1 jaar met een vervangende hechtenis van 1 week per overtreding.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 24 januari 2021 vond op het Museumplein in Amsterdam een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Nederland was op dat moment, net als de rest van de wereld, al geruime tijd in de greep van het Covid-19-virus. De gevolgen van het virus waren en zijn groot en voelbaar in de hele samenleving. Het gaat daarbij niet alleen om de medische gevolgen voor degenen die het virus hebben opgelopen maar ook om andere maatschappelijke gevolgen. Zo zijn ziekenhuizen overbelast (geweest) wat tot afschalen van de reguliere zorg heeft geleid en operaties moesten worden uitgesteld. De ernst van het virus en de noodzaak de ziekenhuizen te ontlasten, hebben geleid tot beleid van de overheid dat ingrijpend is en soms de persoonlijke levenssfeer van burgers in zeer sterke mate raakt. Niet iedereen was en is het eens met het gevoerde beleid. De gevoelde onvrede wordt op verschillende wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte binnen een democratische rechtsorde, mits de daarvoor geldende regels in acht worden genomen. De manier waarop enkele honderden betogers hun onvrede op 24 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam hebben geuit, gaat echter de perken van wat binnen een democratische rechtsorde toelaatbaar is ver te buiten. Hun gedrag was volstrekt onacceptabel. Tegen politieambtenaren, onder wie met name ME-ers, is zeer grof geweld uitgeoefend. Politieambtenaren zijn geslagen, geschopt en bekogeld met stenen en zwaar vuurwerk. Ook politievoertuigen hebben het flink moeten ontgelden. Omdat een grote groep betogers weigerde gehoor te geven aan de vordering het Museumplein en omgeving te verlaten en volhardde in het geweld, zijn uiteindelijk waterwerpers ingezet en zijn charges door de ME uitgevoerd. Het door betogers uitgeoefende geweld heeft bij veel burgers, onder wie velen die zich ten volle inzetten om in het belang van de gehele samenleving het Covid-19-virus te bestrijden, geleid tot gevoelens van ontzetting.
De verdachte was één van de aanwezigen op het Museumplein. Hij heeft zich niets gelegen laten liggen aan het onmiskenbare bevel zich daar te verwijderen. Nadat hij zich noodgedwongen had verplaatst naar de onmiddellijke omgeving van het Museumplein, heeft hij een papiercontainer de straat op geduwd en omgegooid en een steen naar de ME gegooid. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de geweldsspiraal gericht tegen de politie en haar materieel en de daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde en er blijk van gegeven lak te hebben aan (bevelen van) het bevoegd gezag.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welke uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit oriëntatiepunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
Ten nadele van de verdachte weegt het hof bovendien mee dat hij in een proeftijd liep op het moment dat hij de bewezenverklaarde feiten pleegde en dat hij – in een andere zaak – in 2017 door het hof Arnhem-Leeuwarden (onherroepelijk) is veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf vanwege (onder meer) geweldsdelicten.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon en het strafblad van de verdachte niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ettelijke maanden. Te meer nu het Covid-19-virus nog altijd niet onder controle is en de onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het virus nog steeds leidt tot verschillende vormen van protest, vindt het hof het vanuit het oogpunt van generale preventie bovendien van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het plegen van openlijk geweld volstrekt ontoelaatbaar is.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof onvoldoende termen om naast een gevangenisstraf ook een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een locatiegebod voor (de omgeving van) het Museumplein op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 57, 63, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2021.