ECLI:NL:GHAMS:2021:3537
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak poging tot diefstal in vereniging door middel van braak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, gepleegd op 12 juni 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 31 januari 2020 was gewezen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 oktober 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd goederen van een bedrijf te stelen door middel van braak. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een poging tot inbraak, maar dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verklaringen van getuigen en camerabeelden waren onvoldoende om de verdachte als een van de drie personen te identificeren die zich verdacht ophielden rondom het pand. Bovendien was er geen ander bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen.
Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters N.A. Schimmel, W.F. Groos en P.F.E. Geerlings zitting hadden. De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting.