ECLI:NL:GHAMS:2021:3532
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak poging zware mishandeling en verwerping niet-ontvankelijkheidsverweer Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, gepleegd op 9 januari 2003. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 oktober 2021 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak aanzienlijk zou zijn overschreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de redelijke termijn is overschreden, dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend is bewezen dat hij de aangever heeft mishandeld, mede door de wisselende verklaringen van een getuige. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde, heeft het hof geoordeeld dat dit is verjaard, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de ten laste gelegde feiten.