ECLI:NL:GHAMS:2021:3511

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
23-004582-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 14 juli 2021, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 400,00 heeft gevorderd, waarvan € 300,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De tenlastelegging betrof een bedreiging van een slachtoffer op 7 december 2018, waarbij de verdachte zou hebben gezegd: "Ik ga jou vermoorden". Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor deze bedreiging. De verklaringen van de getuigen, waaronder de leidinggevende van het slachtoffer, waren inconsistent en boden onvoldoende steun voor de aangifte. De getuige die fysiek aanwezig was tijdens de vermeende bedreiging kon zich niet herinneren wat er precies was gezegd.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreiging. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de bedreiging had geuit, en sprak hem daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 28 juli 2021.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004582-19
datum uitspraak: 28 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-181305-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1961,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 juli 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou vermoorden" en/of "Ik doe je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00, waarvan € 300,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat de verdachte de tenlastegelegde bedreiging heeft geuit. Naast de aangifte bevinden zich in het dossier verklaringen van twee getuigen: [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] , de leidinggevende van aangeefster, is drie keer door de politie gehoord. Uit haar verklaringen blijkt dat zij een telefonisch gesprek met aangeefster voerde op het moment dat de verdachte de vermeende bedreiging zou hebben geuit. Hoewel aangeefster telefonisch aan [getuige 1] mededeelde dat de verdachte zou hebben gezegd ‘ik maak jou dood’, heeft [getuige 1] volgens haar eerste verklaring op 20 juni 2019 zelf niet gehoord dat de verdachte die uitspraak deed. In latere verklaringen op 27 juni en 9 juli 2019 geeft zij aan wel iets bedreigends te hebben gehoord, zij het niet letterlijk. Naar het oordeel van het hof leggen de wisselende getuigenissen van [getuige 1] om die reden onvoldoende gewicht in de schaal. Daarnaast heeft de getuige [getuige 2] zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris een verklaring afgelegd. Hij was fysiek aanwezig op het moment dat aangeefster door de verdachte zou zijn bedreigd. Hoewel deze getuige verklaart dat er sprake is geweest van een bedreiging, weet hij niet meer wat er precies door de verdachte is gezegd. Al met al is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de door aangever gestelde bedreiging zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. D. Radder en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 juli 2021.
mr. D. Radder en mr. M.K. Durdu-Agema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]