ECLI:NL:GHAMS:2021:3500

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
23-000460-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overbrenging afgedankte koelkasten naar Nigeria met betrekking tot strafmaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor het overbrengen van afgedankte koelkasten naar Nigeria. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. De economische politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dit vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, gezien de werkverplichtingen van de verdachte.

Het hof heeft de strafmaat heroverwogen en vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat inbreuk maakte op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit heeft het hof meegenomen in de beslissing over de strafmaat. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf gematigd tot 40 uren, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De beslissing is genomen in het licht van eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet milieubeheer toegepast in zijn uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000460-19
datum uitspraak: 11 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 81-209264-18 en 81-266917-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien het hof komt tot strafoplegging, aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd nu hij fulltime werkt en lange dagen maakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, gelet op de persoon van de verdachte, alsook een schending van de redelijke termijn. Het hof heeft daarbij als aanvulling op de motivering van de economische politierechter in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Tegen de verdachte is op 23 januari 2019 vonnis gewezen. Het hof stelt op grond hiervan vast dat er in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM) ter grootte van ruim negen maanden. Hierdoor is inbreuk gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM. Het hof ziet aanleiding de gestelde overschrijding te verdisconteren in de strafmaat.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2021 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op het voorgaande zou een taakstraf voor de duur van 50 uren passend en geboden zijn. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting in hoger beroep zal deze straf gematigd worden tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10.60 van de Wet milieubeheer.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. V. Mul en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 november 2021.
mr. V. Mul is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.