ECLI:NL:GHAMS:2021:3496

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
23-003679-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met medeplichtigheid aan hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die medeplichtig was aan een hennepkwekerij. De rechtbank had eerder een verplichting tot betaling van € 51.561,48 opgelegd, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en een nieuwe schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 14.258,37. Dit bedrag is gebaseerd op een schatting van 25% van het totale voordeel uit de hennepteelt, dat door het openbaar ministerie was geschat op € 109.574,96. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene, die eigenaar was van de woning waar de hennepkwekerij was aangetroffen, ten minste één eerdere oogst had gerealiseerd. De betrokkenheid van de betrokkene bij de hennepkwekerij werd onderbouwd door diverse indicatoren uit de ontnemingsrapportage. Het hof heeft de kosten die de betrokkene had gemaakt voor de hennepkwekerij in aanmerking genomen, maar bepaalde kosten, zoals elektriciteitskosten, niet als aftrekpost geaccepteerd. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 570 dagen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003679-18
datum uitspraak: 11 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 oktober 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met parketnummer
15-224776-17 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 109.574,96.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 oktober 2018 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van
  • feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
  • feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 18 oktober 2018 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 51.561,48 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 november 2021 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van
- feit 1 subsidiair: medeplichtigheid tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 januari 2020 en (na tussenarrest van 31 januari 2020) 28 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de schatting van het door de betrokkene als medeplichtige daadwerkelijk verkregen wederrechtelijke voordeel vaststelt op
€ 25.780,74 - zijnde 50 percent van het geschatte totale voordeel uit de hennepteelt - en dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van hetzelfde bedrag ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dient te vervallen waarbij hij integraal verwijst naar hetgeen hij in eerste aanleg heeft bepleit. In de eerste plaats kan de betrokkenheid van de betrokkene bij de hennepkwekerij niet worden vastgesteld. Daarnaast blijkt uit de ontnemingsrapportage onvoldoende dat er eerdere oogsten zijn geweest en is er sprake van contra-indicaties.
Het hof overweegt hiertoe als volgt, waarbij het enkele overwegingen uit de bewijsmotivering van de rechtbank overneemt, met dien verstande dat het hof de motivering op enkele punten wijzigt en aanvult.
Op 11 februari 2017 zijn er bij het binnentreden van een woning en aangebouwde berging aan de [adres], in twee ruimtes in de berging, professioneel ingerichte hennepkwekerijen aangetroffen. [1] In kweekruimte B zijn 300 hennepplanten aangetroffen en in kweekruimte C zijn 240 hennepplanten aangetroffen. [2] De woning met aangebouwde berging is in eigendom van de betrokkene. [3]
Op 19 november 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], hoofdagenten van politie Eenheid Noord-Holland, een rapport opgesteld betreffende het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel (de ontnemingsrapportage). [4]
Het hof overweegt ten aanzien van het behaalde voordeel als volgt.
Aantal oogsten
Naar het oordeel van het hof blijkt uit diverse indicatoren zoals genoemd in het ontnemingsrapport, te weten verdroogde resten van hennepplanten, stof op de koolstoffilters, stof op de lampenkappen en potgrond met wortelresten van hennepplanten, dat veroordeelde - per kweekruimte - tenminste één eerdere oogst van de hennepkwekerij heeft gehad. Deze indicatoren samen acht het hof voldoende concreet om deze vaststelling op te baseren.
De ontnemingsrapportage gaat uit van een periode van 3 mei 2016 tot en met 11 februari 2017 waarin de hennepkwekerij in werking zou zijn geweest. In afwijking van het ontnemingsrapport, gaat het hof ervan uit dat de hennepkwekerij rond 1 september 2016 is gestart. [5] Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de ex-partner van veroordeelde in de zomer van 2016 de deur van de garage nog open heeft zien staan en dat zij korte tijd later, in september, werkgeluiden vanuit de garage heeft gehoord. [6] De periode van
1 september 2016 tot aan de ontdekking van de hennepkwekerij op 11 februari 2017 beslaat 23 weken. De gemiddelde kweekcyclus van hennepplanten bedraagt 10 weken. De planten die op 11 februari 2017 zijn aangetroffen, waren nagenoeg oogstrijp en stonden dus ongeveer 10 weken. Het hof gaat er mitsdien van uit dat in de voorafgaande periode van 13 weken één oogst gerealiseerd - per kweekruimte - is en zal dat tot uitganspunt nemen bij het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bruto opbrengst per oogst in kweekruimte B
De hennepkwekerij in deze ruimte bestond uit 300 hennepplanten. In het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016 (het FPA-rapport), waarnaar de ontnemingsrapportage verwijst, is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant, afhankelijk van het aantal hennepplanten per vierkanter meter. De opbrengst aan hennep per plant van deze kweekruimte
(17 planten per vierkante meter) is volgens de tabel minimaal 27,2 gram. De totale bruto hennepopbrengst van een oogst bedraagt dan:
300 planten x 27,2 gram = 8,16 kilogram hennep.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt om die reden het FPA-rapport op dit punt en gaat uit van een verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst van een oogst in deze kweekruimte bedraagt minimaal:
8,16 kilogram x € 4.070,00 = € 33.211,20.
Bruto opbrengst per oogst in kweekruimte C
In deze ruimte stonden 240 hennepplanten. De opbrengst aan hennep per plant van deze kweekruimte (13 planten per vierkante meter) is volgens de tabel minimaal 29,1 gram. De totale bruto hennepopbrengst van een oogst bedraagt:
240 planten x 29,1 gram = 6,984 kilogram hennep.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het FPA-rapport op dit punt en gaat uit van een verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst van een oogst in deze kweekruimte bedraagt minimaal:
6,984 kilogram x € 4.070,00 = € 28.424,88.
De totale opbrengst van de hennepkwekerij is om die reden € 33.211,20 + € 28.424,88 = € 61.636,08.
Kosten
Het hof acht aannemelijk dat de betrokkene ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen. Het hof gaat uit van de in de ontnemingsrapportage, onder verwijzing naar het FPA-rapport, genoemde inkoopprijzen, afschrijvingskosten en variabele kosten per kweekruimte. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de elektriciteitskosten die blijken uit de aangifte van Liander niet moeten worden meegenomen als aftrekpost. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de veroordeelde gesteld dat hij een vordering van Liander heeft voldaan. Daarvan is niets overgelegd en evenmin blijkt op andere wijze dat de veroordeelde de vordering van Liander betreffende de fraude met de elektriciteitsmeter heeft voldaan. Voorts komen deze kosten niet zonder meer voor aftrek in aanmerking. Alleen die kosten die rechtstreeks verband houden met de illegale opbrengst kunnen in mindering worden gebracht bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Nu geen vordering is overgelegd is voor het hof onduidelijk op welke posten deze zag en welke bedragen daarmee waren gemoeid
De in mindering te brengen kosten voor kweekruimte B zijn de volgende [7] :
Afschrijvingskosten: € 250,00
Hennepstekken: € 1.143,00 (€3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: € 1.164,00 (€3,88 per stek/plant)
Totaal: € 2.557,00
De in mindering te brengen kosten voor kweekruimte C zijn de volgende:
Afschrijvingskosten: € 200,00
Hennepstekken: € 914,40 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: € 931,20 (€3,88 per stek/plant)
Totaal: € 2.045,60
De totale kosten hennepkwekerij zijn daarom € 2.557,00 + € 2.045,60 = € 4.602,60.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door het hof geschat op:
Bruto opbrengst oogst ruimte B en C: € 61.636,08
Totale kosten oogst ruimte B en C: € 4.602,60
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 57.033,48
Het hof acht redelijk en aannemelijk, nu de betrokkene is veroordeeld voor medeplichtigheid aan de hennepkwekerij door het ter beschikking stellen van de garage/berging bij zijn woning, het door betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op € 14.258,37, te weten vijfentwintig procent van het totaal.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.258,37.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
14.258,37 (veertienduizend tweehonderdachtenvijftig euro en zevenendertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 14.258,37 (veertienduizend tweehonderdachtenvijftig euro en zevenendertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 570 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. V. Mul en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 november 2021.
mr. V. Mul is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017030101-4 van 18 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], doorgenummerde pagina’s 19-25.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr met nummer PL1100-2017030101-1 van 19 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], pagina’s 1-8 (ongenummerd in dossier).
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2017030101-10, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], doorgenummerde pagina 94.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr met nummer PL1100-2017030101-1 van 19 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], pagina’s 1-8 (ongenummerd in dossier).
5.In de verklaring van de ex-partner staat september 2017 (doorgenummerde pagina 106). Dit berust op een kennelijke verschrijving nu de verklaring dateert van 16 maart 2017.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] met nummer PL1100-2017030101-18, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3], doorgenummerde pagina’s 105 en 106.
7.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr met nummer PL1100-2017030101-1 van 19 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], pagina’s 1-8 (ongenummerd in dossier).