4.3Het oordeel van het hof
Het hof zal eerst ingaan op de vraag of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn, of dat er overtuigende redenen zijn om aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. Daarna zal het hof ingaan op de vraag of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft op 30 maart 2017 en 13 juni 2017 ten overstaan van de politie en een in het kader van een getuigenverhoor voor de rechter-commissaris gehouden studioverhoor op 15 maart 2018 verklaringen afgelegd. De strekking van deze verklaringen is, – samengevat – de volgende.
Op 14 februari 2010 hebben de moeder van aangeefster, [naam 1], en de verdachte elkaar ontmoet. Zij kregen een liefdesrelatie en zijn op den duur gaan samenwonen in het huis van de verdachte in Amsterdam-Oost. Aangeefster is meeverhuisd naar het huis van de verdachte, terwijl haar oudere broer en zus bleven wonen in het huis in Amsterdam-Noord. De relatie tussen haar moeder en de verdachte is eind 2015 verbroken. Aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode dat haar moeder en de verdachte een relatie hadden meermalen seksueel is misbruikt door de verdachte. Het misbruik is begonnen in het huis van haar moeder en vond later plaats in het huis van de verdachte. Aangeefster heeft op detailniveau verklaard wat de verdachte allemaal bij haar heeft gedaan (waaronder het betasten van haar billen, borsten en vagina en (te proberen) haar vaginaal en anaal te penetreren) en wat zij bij de verdachte moest doen (waaronder pijpen en haar vinger in zijn anus doen). Aangeefster heeft verklaard over de verschillende emoties die zij bij het misbruik heeft ervaren en de fysieke uitwerking die dit op haar heeft gehad.
De uitgebreide en gedetailleerde verklaringen van de aangeefster zijn betrouwbaar op het hof overgekomen. Haar verklaringen komen authentiek over nu zij ook in alle eerlijk- en openheid heeft verklaard over welke tegenstrijdige gevoelens het misbruik bij haar hebben opgewekt. Zij heeft meerdere keren een verklaring afgelegd en die verklaringen zijn grotendeels consistent gebleken. De kleine inconsistenties doen, gelet op het tijdverloop en het ouder worden van de aangeefster, niet af aan de betrouwbaarheid daarvan. Concluderend heeft het hof geen enkele aanleiding te twijfelen aan haar verklaringen.
Bewijsminimum
Het hof stelt voorop dat het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, gelet op het tweede lid van artikel 342 Sv, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij betoogt dat het bewijs dat de verdachte aangeefster seksueel heeft misbruikt enkel kan worden afgeleid uit haar eigen verklaringen en dat steunbewijs ontbreekt.
Het hof verwerpt dit verweer. De verklaringen van aangeefster vinden in voldoende mate steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder:
de brief van haar behandelaren bij BRight, waaruit volgt dat zij in 2015 heeft verteld dat de verdachte een filmpje van haar had gemaakt waarop zij sliep en inzoomde op haar borsten en vagina en in maart 2016 heeft verteld dat zij jarenlang seksueel is misbruikt door de verdachte. Uit de brief kan tevens worden opgemaakt dat aangeefster is gediagnosticeerd met een stemmingsstoornis en chronische PTSS, ontstaan na meerdere ingrijpende levensgebeurtenissen, waarbij is opgemerkt dat het door aangeefster gerapporteerde misbruik hoogstwaarschijnlijk een bijdrage heeft geleverd aan de klachten.
de verklaringen van haar moeder [naam 1], waaruit volgt dat zij in 2015 een filmpje heeft aangetroffen op de telefoon van de verdachte. Op dit filmpje was te zien dat aangeefster lag te slapen en de verdachte haar borsten en vagina filmde. Uit de verklaringen blijkt verder dat aangeefster, voordat haar moeder een relatie kreeg met de verdachte, een vrolijk en lief kind was en zich gedurende de relatie steeds meer van anderen afsloot, somberder werd en depressieve klachten ontwikkelde.
de verklaringen van haar broer [naam 2], waaruit volgt dat aangeefster hem in 2016 al over het seksueel misbruik heeft verteld nadat hij haar kwam ophalen van een therapiesessie. Uit zijn verklaringen blijkt verder dat aangeefster veranderde van een vrolijk en blij kind naar een kind met depressieve klachten;
de verklaring van haar (jeugd)vriendin [naam 3], waaruit volgt dat aangeefster haar in het voorjaar van 2015 heeft verteld dat zij vanaf haar 9e seksueel werd misbruikt door haar stiefvader, waarbij het hof opmerkt dat dit gesprek gelet op de brief van BRight mogelijk in het voorjaar van 2016 heeft plaatsgevonden.
Zowel de aangeefster als haar moeder hebben kortom verklaard over een seksueel getint filmpje van de aangeefster op de telefoon van verdachte. Daar komt bij dat er door haar moeder en broer een gedragsverandering bij de aangeefster is waargenomen, die zich heeft ontwikkeld in de periode van het seksueel misbruik en hoogstwaarschijnlijk (mede) oorzaak is geweest van haar chronische PTSS en depressieve klachten. Bovendien heeft de aangeefster al in 2016, ruim voordat zij aangifte heeft gedaan, aan haar broer, vriendin en behandelaren bij BRight verteld over het seksuele misbruik door haar stiefvader.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario
Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep een alternatief scenario geschetst dat, kort samengevat, inhoudt dat het een vooropgezet plan is geweest van de familie van aangeefster om hem valselijk te beschuldigen naar aanleiding van een geweldsincident tussen de verdachte en de broer van aangeefster, [naam 2].
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario gelet op hetgeen hierboven is overwogen omtrent het steunbewijs niet aannemelijk. Daarbij is vooral van belang dat aangeefster al een jaar voordat zij aangifte heeft gedaan met anderen heeft gesproken over het misbruik. In het dossier en hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd is geen enkele aanleiding te vinden dat het hier gaat om een vooropgezet plan om de verdachte valselijk te beschuldigen uit wraak.
Slotoverwegingen
Het hof ziet geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen en is van oordeel dat deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.. Het hof acht op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde seksuele misbruik van aangeefster heeft schuldig gemaakt.