Op 27 oktober 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 september 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van een overtreding van artikel 2.7, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008. De overtreding vond plaats op 30 augustus 2019 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 380,00 en 7 dagen hechtenis. De geldboete zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan in verstek, wat betekent dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting. De relevante wettelijke voorschriften die zijn toegepast zijn onder andere de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, evenals de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008.