ECLI:NL:GHAMS:2021:3441
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag van minderjarige in het kader van gezag en wantrouwen tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van vervangende toestemming voor het aanvragen van een paspoort voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 14 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2021, waarin haar verzoek om vervangende toestemming werd afgewezen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft op 21 juli 2021 een verweerschrift ingediend en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2021, waarbij beide ouders en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man en de vrouw zijn voormalige echtgenoten en hebben samen [de minderjarige], geboren in 2013. De vrouw heeft zowel de Egyptische als de Nederlandse nationaliteit, terwijl de man en [de minderjarige] alleen de Nederlandse nationaliteit hebben. De vrouw wil [de minderjarige] graag een paspoort geven, zodat zij haar geboorteland Egypte kan laten zien en familie kan bezoeken. De man is echter bang dat de vrouw met [de minderjarige] in Egypte zal blijven en geeft daarom geen toestemming voor de aanvraag van het paspoort.
Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 34 van de Paspoortwet, dat bepaalt dat bij gezamenlijke gezagsuitoefening toestemming van beide ouders vereist is voor de aanvraag van een paspoort. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming af te wijzen is, omdat er sprake is van wantrouwen tussen de ouders en het in het belang van [de minderjarige] is om de huidige omgangsregeling niet te verstoren. Het hof heeft het advies van de raad voor de kinderbescherming overgenomen, die stelde dat het voor de ontwikkeling van de identiteit van [de minderjarige] belangrijk is om haar achtergrond te leren kennen, maar dat dit niet per se nu al met een reis naar Egypte hoeft te gebeuren. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.