3.2Arc2 voert vijf grieven aan tegen het vonnis. Met
grief 1voert Arc2 aan dat de kantonrechter heeft nagelaten de feiten en omstandigheden vast te stellen die van belang zijn voor het antwoord op de ontlenings- en inbreukvraag. Met
grief 2komt Arc2 op tegen de door de kantonrechter aanlegde maatstaf voor een auteursrechtelijk beschermd werk. Met
grief 3voert Arc2 aan dat de kantonrechter onvoldoende onderscheid heeft gemaakt tussen de werktoets en het inbreukcriterium en daarnaast een onjuist inbreukcriterium heeft gehanteerd. Met de laatste twee grieven komt Arc2 op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het Tulp-ontwerp geen inbreuk maakt op het ParkWonen-ontwerp (
grief 4) en tegen de afwijzing van haar vorderingen met veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv (
grief 5).
3.2.1Het hof bespreekt de grieven 1 tot en met 4 in gezamenlijk verband, waarbij eerst de vraag wordt beantwoord of het ParkWonen-ontwerp auteursrechtelijke bescherming toekomt, waarna de inbreukvraag wordt beantwoord.
3.2.2Aan het ParkWonen-ontwerp komt auteursrechtelijke bescherming toe indien het ontwerp een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en de persoonlijke stempel van de maker draagt (ook wel de werktoets genoemd en door het HvJEU aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk”). Dat keuzes door technische overwegingen, regels of andere geldende beperkingen zijn bepaald, laat onverlet dat voor de maker voldoende ruimte kan bestaan hierin ook creatieve keuzes te maken die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. Ook kan een verzameling/selectie van (uitsluitend) bekende/banale vormgevingselementen resulteren in een auteursrechtelijk beschermd werk, mits deze verzameling/selectie getuigt van een oorspronkelijk karakter en deze de persoonlijke stempel van de maker draagt.
3.2.3Door Arc2 is betoogd dat het ParkWonen-ontwerp auteursrechtelijke bescherming toekomt vanwege het ovaalvormig ontwerp, waarvan de kern wordt gevormd door een ovaalvormige waterpartij, aan weerszijden voorzien van een langwerpige sloot, die het ovalen woonplan doorklieft in twee symmetrisch vormgegeven helften, waarbij de ovale vorm van het ontwerp consequent is doorgevoerd in de rondom de waterpartij aangebrachte ovaalvormige weg, in de bomenrij die deze weg aan weerszijde flankeert, in de twee rijen van woningen die ovaal zijn gepositioneerd aan weerszijde van deze weg en in de bomenrij geplaatst op de ovaalvormige buitengrens van het ontwerp. Het geometrische patroon van het ontwerp, gebaseerd op een consequente toepassing van het ovaal met als uitgangspunt de ovaalvormige centrale waterpartij, is kenmerkend en vormt het meest in het oog springende auteursrechtelijk relevante element, aldus Arc2. Arc2 stelt verder dat de ovaal vormgegeven vijver met aan weerszijden een waterkanaal ook als zodanig een bijzondere creatie van de ontwerper is en zijn stempel draagt.
3.2.4Het hof oordeelt als volgt. Het ParkWonen-ontwerp betreft een landschappelijke wooninrichting van een kavel en is daarmee een functioneel ontwerp. Een functionele aard van een ontwerp beperkt in beginsel de creatieve ruimte voor de ontwerper (in vergelijking met werken van vrije kunst). Zo ook in dit geval. Uitgaande evenwel van de door Tulp c.s. aangevoerde functionele eisen waaraan het wooninrichtingsplan in het onderhavige geval moest voldoen – onder meer voorvloeiende uit het van toepassing zijnde gemeentelijk bestemmingsplan van Almere voor de Oosterwold-polder – zijn deze eisen niet zodanig van aard en inhoud dat deze de ontwerper iedere vrije, creatieve ruimte hebben ontnomen. De functionele eisen hebben in onderhavige situatie betrekking op enkele vaststaande, in te richten bestanddelen (huisbebouwing, groenvoorziening, watervoorziening en wegen) en stellen eisen aan de verhoudingen daartussen, maar laten de ontwerper binnen deze voorwaarden verder vrij in de wijze van inrichting en vormgeving. Daarnaast is het, zoals Tulp c.s. zelf hebben aangevoerd, bijzonder dat niet de gemeente Almere op voorhand de vorm van de kavels in de Oosterwold-polder heeft bepaald, maar dat de vormgevingskeuze van de ontwerper de vorm van het aan te kopen kavel bepaalt.
3.2.5Het ParkWonen-ontwerp kenmerkt zich door een consequente toepassing van zuivere ovale ringen in iedere inrichtingsstap van de kavel: de ovaalvormige (water)kern, de positionering van de binnenste woningrij, de weg geflankeerd aan weerszijde door bomen, de positionering van de buitenste woningrij, tot en met de buitenste bomenrij die de buitengrens van de ovaalvormige kavel omzoomt. Gebruik van een geometrische ovaalvorm is als zodanig niet oorspronkelijk voor de inrichting en vormgeving van een landschappelijke wooninrichting. Tulp c.s. hebben enkele voorbeelden overgelegd van (oudere) woonwijken, waarin woningen in een ovaalvorm zijn gepositioneerd, al dan niet in combinatie met een ovaalvormige onbebouwde kern (o.a. The Oval te Scheffield, The Oval te Leeds en Zilveren Maan te Sneek). Geen van deze voorbeelden toont echter een ontwerp dat in iedere inrichtingsstap, van (water)kern tot en met de buitengrens, is opgebouwd uit zuivere ovale ringen. Het is de repetitie van deze ovale omsluitingen in het ParkWonen-ontwerp wat dit ontwerp een strakke en ‘besloten’ indruk geeft. Op grond hiervan moet het ontwerp worden aangemerkt als een oorspronkelijk werk dat de persoonlijke stempel van de maker draagt. Het onderdeel van de ovaalvormige vijver met aan beide uiteinden een langwerpige sloot (centraal gepositioneerd in het woonplan) voldoet als zodanig echter niet aan de auteursrechtelijke werktoets. Geabstraheerd van het ParkWonen-ontwerp als geheel, wordt dit onderdeel te alledaags bevonden vanwege de gangbare toepassing van dergelijke geometrische vormen voor waterpartijen. Dit onderdeel mist daarom de vereiste creatieve arbeid om afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te kunnen komen.
3.2.6Voor de inbreukvraag komt het in een geval als het onderhavige erop aan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijke beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. De totaalindrukken spelen dus een rol, maar alleen voor zover de gelijkenis in totaalindrukken wordt veroorzaakt door overeenstemmende auteursrechtelijk beschermde trekken (die, als gezegd, ook kunnen bestaan uit een combinatie van onbeschermde elementen voor zover deze combinatie voldoet aan de werktoets). Het hof gaat voor de beantwoording van de inbreukvraag uit van de ontwerpen van het Tulp-ontwerp zoals afgebeeld in 2.4 (de 3-dimensionale impressie, het kavelindelingsontwerp en de luchtfoto). De door Arc2 overgelegde versies van oudere datum (daterend van vóór de oprichting van Tulp 1 en Tulp 2) laat het hof buiten beschouwing. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Tulp c.s., heeft Arc2 immers onvoldoende gemotiveerd gesteld op grond waarvan de openbaarmaking van deze oudere ontwerpen – die overigens naar het oordeel van het hof niet wezenlijk afwijken van de latere ontwerpen – toe te rekenen is aan Tulp c.s., terwijl Tulp 1 en Tulp 2 nog niet waren opgericht en verder onvoldoende is gesteld voor de aanname dat O+M Team 2 verantwoordelijk is geweest voor deze bewuste openbaarmakingen.
3.2.7Het Tulp-ontwerp vertoont onmiskenbaar op meerdere onderdelen gelijkenissen met het ParkWonen-ontwerp. Zo bevat het Tulp-ontwerp een ovaalvormige vijver (die in latere versies en in de uiteindelijke uitvoering is gewijzigd in een rechthoekige vijver), centraal in het woonplan gepositioneerd met aan beide uiteinden een langwerpige sloot, die het woonplan in twee symmetrisch vormgegeven helften doorklieft. De auteursrechtelijk beschermde trekken van het ParkWonen-ontwerp zijn evenwel gelegen in een originele combinatie van als zodanig onbeschermde vormgevingselementen. Daarmee rijst de vraag of in het Tulp-ontwerp sprake is van een zodanige overneming uit die originele combinatie dat de totaalindrukken van beide ontwerpen te weinig verschillen voor het oordeel dat het Tulp-ontwerp als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. In het Tulp-ontwerp is geen sprake van repeterende (zuivere) ovalen. In dit ontwerp is de tulp-vorm direct herkenbaar in de buitenomtrek van de kavel, waarbij de wegen in de kern van de tulp ook spitser toelopen (en daarmee afwijken van een ovaal) en deze bovendien in afwijking van het ParkWonen-ontwerp de grenzen van de kavel raken. Daarnaast zijn aan de bovenzijde van het ontwerp twee wegen toegevoegd die aan weerskanten uitlopen in de richting van het buitenste blad van de tulpvorm en die ook raken aan de buitengrenzen van de kavel. De strakke en ‘besloten’ indruk die het ParkWonen-ontwerp wekt middels de repetitie van zuivere ovale ringen, ontbreekt in het totaalbeeld van het Tulp-ontwerp. Het Tulp-ontwerp is aldus geen ongeoorloofde verveelvoudiging van het ParkWonen-ontwerp. Bij deze uitkomst kan verder onbesproken blijven of en in hoeverre het Tulp-ontwerp door Tulp c.s. (bewust dan wel onbewust) is gebaseerd op een eerdere kennisname van het ParkWonen-ontwerp.
3.2.8Grieven 1 tot en met 4 kunnen aldus niet leiden tot vernietiging van het vonnis. De kantonrechter heeft de op auteursrechtinbreuk gebaseerde vorderingen van Arc2 terecht afgewezen. Arc2 heeft in appel, na eiswijziging, aanvullend gevorderd bij dictum voor recht te verklaren dat het ParkWonen-ontwerp auteursrechtelijke bescherming toekomt. Nu het hof heeft geoordeeld dat het ParkWonen-ontwerp weliswaar auteursrechtelijke bescherming toekomt, maar dat Tulp c.s. hierop geen inbreuk maken, heeft Arc2 onvoldoende belang bij een vordering tot verklaring voor recht. Daarbij komt dat deze vordering Arc2 niet toekomt omdat het hof Tulp c.s. volgt in het verweer dat niet Arc2 maar [X] dient te worden aangemerkt als de auteursrechthebbende op het ParkWonen-ontwerp. Daartoe is het volgende redengevend. Onbestreden is dat [X] als architect het ParkWonen-ontwerp heeft ontworpen. Daarmee berusten de auteursrechten in beginsel bij [X] . Arc2 heeft echter aangevoerd dat de auteursrechten bij Arc2 berusten middels overdracht van de auteursrechten door [X] aan Arc2 in een managementovereenkomst uit 2008, dan wel bij Arc2 berusten middels verkrijging van de auteursrechten op grond van artikel 8 Auteurswet (openbaarmaking door Arc2 als een van haar afkomstig werk). Voor een rechtsgeldige overdracht van auteursrechten verlangt artikel 2 lid 3 Auteurswet (in samenhang met artikel 3:84 BW) een tot overdracht bestemde akte waarin [X] in persoon zijn auteursrechten overdraagt aan Arc2. De managementovereenkomst bewerkstelligt dit niet, nu deze is gesloten tussen Arc2 en een beheervennootschap van [X] . Dat [X] de overeenkomst namens beide rechtspersonen heeft ondertekend, doet hieraan niet af omdat hij dit in zijn hoedanigheid van vertegenwoordigingsbevoegde persoon van deze vennootschappen heeft gedaan.
Artikel 8 Auteurswet vereist dat een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker van dat werk te vermelden. Arc2 heeft gesteld dat de eerste openbaarmaking van het ParkWonen-ontwerp heeft plaatsgevonden op 10 maart 2016. Dit betreft het per mail toezenden van het ontwerp met projectvoorstel aan de gemeente Almere. Deze mail is echter niet door Arc2 toegezonden aan de gemeente, maar door één van haar partners in dit project (Scope Bouwmanagement B.V.), die het ontwerp mede namens Arc2 en de andere partner, Nikkessen Projecten, aan de gemeente heeft toegezonden. Uit de meegezonden afbeelding van het ontwerp volgt verder dat in de bijbehorende legenda als architect wordt vermeld “Arc2 architecten” maar dat in de voettekst daaronder wordt vermeld: “Arc2 architecten bna - ir. [X] ”. Daarnaast is gebleken dat [X] het ParkWonen-ontwerp nadien (april 2016) ook op zijn persoonlijke facebookpagina openbaar heeft gemaakt en dat één van de samenwerkende partners (Nikkessen Projecten) het indienen in maart 2016 bij de gemeente van het ParkWonen-ontwerp in een mailbericht van 23 november 2020 aan [X] als volgt heeft bevestigd: “In maart 2016 hebben wij het door jou ontworpen PrakWonen-project [sic] bij de gemeente gepresenteerd middels de overhandiging van het Ontwerpboek van Arc2 architecten d.d. maart 2016.”. Ook in het geval het ParkWonen-ontwerp in de weken na de eerste openbaarmaking aan de gemeente nog openbaar zou zijn gemaakt (op een website) op naam van Arc2 en zonder vermelding van [X] – zoals door Arc2 is gesteld en ten aanzien waarvan zij ter zitting een bewijsaanbod heeft gedaan – laat zulks onverlet dat in de allereerste openbaarmaking aan de gemeente de naam van [X] is vermeld en deze naamsvermelding niet anders kan worden opgevat dan ter aanduiding van de (natuurlijke) maker van het ParkWonen-ontwerp. Daarbij komt dat niet enkel kort nadien [X] zich op zijn facebookpagina als de maker van het ParkWonen-ontwerp heeft gepresenteerd, maar ook dat, afgaande op de uitspraak van een betrokken partner, de openbaarmaking aan de gemeente werd opgevat als het indienen van een van [X] afkomstig werk en niet van een van Arc2 afkomstig werk. Op grond hiervan is niet voldaan aan de eisen van artikel 8 Auteurswet, zodat het auteursrecht blijft berusten bij de natuurlijke maker.Het beroep van Arc2 op artikel 8 Auteurswet slaagt niet.
3.2.9Arc2 heeft geen voldoende geconcretiseerde stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen.
3.2.10Nu er geen grond is voor toewijzing van enig onderdeel van de (gewijzigde) vordering van Arc2, verwerpt het hof ook grief 5, gericht tegen de afwijzing van haar vordering tot veroordeling van Tulp c.s. in de proceskosten in eerste aanleg. Het hof komt na bespreking van het incidenteel appel terug op de aan Tulp c.s. toe te wijzen proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv.
3.3.1De incidentele grieven 1 en 2 van Tulp c.s. missen feitelijke grondslag. In tegenstelling tot wat Tulp c.s. ten grondslag leggen aan deze grieven, heeft de kantonrechter niet geoordeeld dat het ParkWonen-ontwerp auteursrechtelijke bescherming toekomt en/of dat Arc2 de auteursrechthebbende is. De kantonrechter heeft enkel de inbreukvraag beantwoord en slechts met dat doel veronderstellenderwijs als uitgangspunt genomen dat het ParkWonen-ontwerp een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat Arc2 hierop de rechthebbende is. Wat er ook zij van deze benadering, het hof komt met de kantonrechter tot oordeel dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk en dat de vorderingen van Arc2 integraal dienen te worden afgewezen. De incidentiele grieven 1 en 2 worden verworpen.
3.3.2O+M Team 2 heeft een derde incidentele grief opgeworpen, waarmee zij opkomt tegen het aan haar toewijzen van een bedrag van € 3.303,30 aan advocaatkosten. Dit bedrag heeft immers slechts betrekking op een declaratie voor werkzaamheden tot en met 17 april 2019, terwijl daarna nog werkzaamheden zijn verricht door haar advocaat, tot en met de mondelinge behandeling op 18 september 2019.
O+M Team 2 heeft in eerste aanleg enkel de declaratie voor werkzaamheden tot en met 17 april 2019 overgelegd en aldus verzuimd tijdig een gespecificeerd kostenoverzicht over te leggen voor alle werkzaamheden. O+M Team 2 heeft dit verzuim in appel hersteld door dit volledige kostenoverzicht alsnog over te leggen. Naast de reeds overgelegde declaratie (voor een bedrag van € 2.730 aan honorarium exclusief BTW), betreft dit een gespecificeerde declaratie voor werkzaamheden van 15 mei 2019 tot en met 21 mei 2019 (voor een bedrag van € 525 aan honorarium exclusief BTW) en een specificatie van werkzaamheden van 24 mei tot en met 18 september 2019 (voor een bedrag van € 1.848 aan honorarium exclusief BTW). Het hof verwerpt het door Arc2 ingenomen standpunt dat het vorderen van de kosten voor deze aanvullende werkzaamheden ‘tardief’ is en het redelijkheidsgehalte van deze kosten niet meer valt te verifiëren. Specificaties van deze kosten zijn tijdig overgelegd in appel en Arc2 heeft alle gelegenheid gehad hierop te reageren, hetgeen zij heeft nagelaten. Nu het hof deze kosten voldoende gespecificeerd acht en, met in achtneming van de indicatietarieven in IE-zaken, ook niet onredelijk acht, zal aan O+M Team 2 alsnog het volledige bedrag aan advocaatkosten worden toegewezen. Het hof gaat daarbij evenwel – anders dan de kantonrechter – uit van de honorarium bedragen exclusief BTW, omdat niet is gesteld of gebleken dat O+M Team 2 deze BTW niet kan verrekenen met haar BTW-aangifte. Dit resulteert in een toewijsbaar totaalbedrag van € 5.103 (€ 1.799,70 hoger dan de toewijzing door de kantonrechter in eerste aanleg).
Slotsom en proceskosten appel
3.4.1Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen, behoudens de aan O+M Team 2 toegewezen proceskosten zoals hiervoor beoordeeld in incidenteel appel. Als overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal Arc2 worden veroordeeld in de kosten van het geding in appel. Het hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling ten gunste van Arc2 in incidenteel appel, nu de falende incidentele grieven 1 en 2 van Tulp c.s. betrekking hebben op punten die (al dan niet via de devolutieve werking) ook in het principaal appel aan de orde zijn en niet valt in te zien dat de bestrijding daarvan tot extra kosten heeft geleid.
3.4.2Tulp 1 en Tulp 2 hebben een specificatie van advocaatkosten ingebracht voor een totaalbedrag van € 12.875 aan honorarium, exclusief BTW. Bij O+M Team 2 komt dit uit op een totaalbedrag van € 6.727,50 aan honorarium, exclusief BTW. Tulp c.s. vorderen deze bedragen vermeerderd met BTW. Het hof beoordeelt deze zaak als een normale zaak. De door Tulp c.s. gevorderde kosten overschrijden niet het in de indicatietarieven in IE-zaken gerechtshoven genoemde maximum tarief voor een normale zaak in bodemzaken (€ 20.000) en komen het hof ook niet onredelijk voor. Zoals overwogen in 3.3.2, gaat het hof wel uit van de gespecificeerde honorariumbedragen exclusief BTW, hetgeen resulteert in een aan Tulp 1 en Tulp 2 toe wijzen bedrag aan advocaatkosten van € 12.875 en een aan O+M Team 2 toe te wijzen bedrag aan advocaatkosten van € 6.727,50.