ECLI:NL:GHAMS:2021:3353

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
23-004028-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens belaging met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging van een slachtoffer, waarbij hij in de periode van 10 september 2018 tot en met 11 november 2018 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte heeft onder andere dreigende berichten gestuurd en contact opgenomen met de werkgever van het slachtoffer, wat leidde tot een onveilig gevoel voor het slachtoffer. De politierechter had een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van drie jaren. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw heeft overwogen. Het hof heeft vastgesteld dat de klachtvereiste voor vervolging is voldaan, aangezien het slachtoffer aangifte heeft gedaan en de bedoeling had dat er vervolging zou plaatsvinden. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 40 uren, met een proeftijd van drie jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004028-19
datum uitspraak: 2 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-110386-19 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks 10 september 2018 tot en met 11 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door in voornoemde periode (telkens),
- e-mail-berichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten te sturen aan, en/of te bellen (al dan niet via whatsapp) naar die [slachtoffer] en/of
- dreigende berichten op de voicemail van die [slachtoffer] in te spreken, onder meer het bericht: “Wil schadevergoeding, is not done. Neem mijn advies ter harte en betaal de schade. Help mij de schade te verhalen op [naam 1] en [naam 2] . Doe dat nou want je graaft je eigen graf. Je zorgt voor een ontzettend onveilig gevoel, je weet wat je te doen staat.", althans woorden van gelijke aard of strekken, en/of
- buren van die [slachtoffer] te benaderen en/of lasterverhalen te verspreiden over die [slachtoffer] en/of
- de organisatie waar die [slachtoffer] werkzaam was/waren via e-mail te benaderen om klachten over die [slachtoffer] te delen, welke berichten van beledigende en/of kwetsende aard waren en/of de werkgever van die [slachtoffer] ondanks afwijzing van de klacht te blijven benaderen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van verweren

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat:
  • niet is voldaan aan het klachtvereiste;
  • geen sprake is geweest van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer;
  • het stelselmatige karakter ontbreekt.
Klachtvereiste
Ingevolge het bepaalde in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt belaging niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Dit klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer, om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging.
Een klacht als bepaald in artikel 164, eerste lid, Sv kan ook worden aangenomen indien op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
Op aanraden van politieambtenaar [verbalisant] heeft [slachtoffer] op 12 december 2018 aangifte gedaan van stalking door de verdachte in de periode 10 september 2018 tot en met 2 december 2018. Voorafgaand aan de aangifte heeft [slachtoffer] op 10 september 2018 een klacht ingediend bij de hulpofficier van justitie vanwege stalking door de verdachte en heeft zij uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging van de verdachte over te gaan. Gedurende de tussenliggende periode – van 10 september 2018 tot en met 12 december 2018 – heeft [slachtoffer] meermalen contact gehad met [verbalisant] .
Toen [slachtoffer] op 10 september 2018 een op haar dreigend overkomend voicemailbericht van de verdachte had ontvangen, heeft zij [verbalisant] gevraagd wat volgens hem de beste stappen waren die zij kon nemen. Na dit contact is [verbalisant] op 14 november 2018 bij [slachtoffer] thuis geweest, en heeft haar geadviseerd aangifte te doen en een klacht in te dienen. Besproken is toen in hoeverre een succesvolle vervolging van de verdachte mogelijk was gelet op de treiteraanpak van de gemeente Amsterdam. [verbalisant] heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat hij de feiten en omstandigheden van de zaak van [slachtoffer] aan de officier van justitie zou voorleggen.
Uit het voorgaande volgt dat [slachtoffer] ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Daarmee is aan het klachtvereiste van artikel 285b Sr voldaan.
Opzettelijk inbreuk maken
Het opzet van de verdachte dient er op gericht te zijn dat een inbreuk wordt gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer. Daarvan is hier sprake. De verdachte heeft in een periode van twee maanden [slachtoffer] diverse malen benaderd. Hij heeft haar herhaaldelijk gebeld en voicemails ingesproken en heeft het bedrijf waar [slachtoffer] werkzaam is en de gemeente en de politie e-mailberichten over haar gestuurd. [slachtoffer] vond het contact met de verdachte bedreigend en zij heeft de verdachte meermalen verzocht te stoppen. Ook de werkgever van [slachtoffer] heeft de verdachte verzocht om te stoppen met e-mailen. Desondanks is de verdachte doorgegaan met zijn gedrag. Daarmee is het opzet op bedoelde inbreuk gegeven. Het verweer wordt verworpen.
Stelselmatig
Ook dit verweer wordt verworpen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr is van belang wat de bewijsmiddelen inhouden met betrekking tot de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Gelet op de aard en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer], zijn die gedragingen zodanig geweest dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Dit volgt met name uit het feit dat de verdachte [slachtoffer] privé en zakelijk heeft benaderd, daarbij ook haar werkgever heeft benaderd, en uit de aard van bepaalde mededelingen die hij deed, waardoor [slachtoffer] zich bedreigd voelde.
Het hof acht concluderend wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 september 2018 tot en met 11 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door in voornoemde periode
- te bellen naar [slachtoffer] en
- berichten op de voicemail van [slachtoffer] in te spreken, onder meer het bericht: “Wil schadevergoeding, is not done. Neem mijn advies ter harte en betaal de schade. Help mij de schade te verhalen op [naam 1] en [naam 2] . Doe dat nou want je graaft je eigen graf. Je zorgt voor een ontzettend onveilig gevoel, je weet wat je te doen staat" en/of
- lasterverhalen te verspreiden over [slachtoffer] en/of
- de organisatie waar [slachtoffer] werkzaam was via e-mail te benaderen om klachten over [slachtoffer] te delen, welke berichten van beledigende en kwetsende aard waren en de werkgever van [slachtoffer] ondanks afwijzing van de klacht te blijven benaderen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht – onder andere – rekening te houden met de verbeterde onderlinge verhoudingen tussen de verdachte en de aangeefster, dat de verdachte niet meer onder de treiteraanpak valt, dat de verdachte niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, de slechte gezondheid van de verdachte en het tijdsverloop sinds de pleegdatum en heeft in dat kader het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr dan wel een geheel voorwaardelijke taakstraf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van de aangeefster [slachtoffer]. Hij heeft de aangeefster, haar werk, de gemeente en de politie benaderd en zich daar onder meer negatief over haar uitgelaten. De aangeefster is daardoor ernstig in verlegenheid gebracht. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en voor haar en haar omgeving voor overlast gezorgd.
Mede gelet op straffen die ter zake van soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd, kan niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging of een geheel voorwaardelijke straf en doet de straf die in eerste aanleg is opgelegd recht aan de ernst van het feit. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen taakstraf heeft het hof in strafmatigende zin de medische toestand van de verdachte meegewogen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Het hof zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren verbinden om de verdachte er (voor langere duur) van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 november 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.