In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van een meerderjarige, hierna aangeduid als de rechthebbende, die lijdt aan Alzheimer. De rechthebbende, geboren in 1945, is de moeder van de dochter, geboren in 1974. De dochter had in eerste aanleg verzocht om ondercuratelestelling van de rechthebbende, wat door de kantonrechter was afgewezen. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen tegen deze beslissing, terwijl de dochter incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De rechthebbende verzoekt de afwijzing van de onderbewindstelling, terwijl de dochter primair de ondercuratelestelling en subsidiair een mentorschap verzoekt.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de rechthebbende sinds 2016 gediagnosticeerd is met Alzheimer, maar zij is van mening dat zij nog in staat is om haar belangen te behartigen. De rechthebbende heeft een levenstestament opgesteld en wordt verzorgd door haar partner, met wie zij een affectieve relatie heeft. De dochter betwist echter de wilsbekwaamheid van de rechthebbende en vreest dat haar partner haar belangen niet goed behartigt. De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een onderbewindstelling noodzakelijk is, gezien de financiële situatie van de rechthebbende.
Het hof heeft overwogen dat de rechthebbende niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen volledig te behartigen, maar dat een curatele niet noodzakelijk is. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de rechthebbende onder bewind is gesteld, maar de verzoeken van de dochter tot ondercuratelestelling en mentorschap zijn afgewezen. Het hof heeft besloten dat een neutrale bewindvoerder aangesteld moet worden, in plaats van de partner van de rechthebbende, om de belangen van de rechthebbende beter te waarborgen en de familieverhouding te verbeteren.