Uitspraak
[verdachte]
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
op 5 september 2020 te Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988 te [geboorteplaats], werd beschuldigd van het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, zoals opgelegd in artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht. Dit feit zou hebben plaatsgevonden op 5 september 2020 te Amsterdam.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en heeft de verdachte als strafbaar verklaard. Echter, het hof heeft besloten dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het bewezenverklaarde feit. Dit betekent dat de verdachte niet verder gestraft zal worden voor het niet voldoen aan de identificatieplicht, ondanks de vaststelling van de strafbaarheid.
De uitspraak van het hof is van belang voor de interpretatie van de Wet op de identificatieplicht en de toepassing van strafrechtelijke sancties in vergelijkbare gevallen. Het hof heeft hiermee een precedent geschapen voor toekomstige zaken waarin de identificatieplicht ter discussie staat.