Het hof ziet aanleiding vervolgens de draagkracht van de man te beoordelen.
Uit de stukken is gebleken dat de man tot en met 2019 een inkomen onder het bijstandsniveau had. De man, geboren [in] 1975, heeft van 11 mei 2009 tot en met 29 mei 2019 bij een opvang van het COA verbleven. Blijkens de inkomensverklaring van het COA ontving de man in de jaren 2017, 2018 en 2019 een toelage van respectievelijk € 57,-, € 58,- en € 59,- per week. En uit de inkomensverklaring 2019 van de Belastingdienst volgt een jaarinkomen van in totaal € 8.788,-. Gelet hierop heeft de man tot en met 2019 geen draagkracht om een kinderbijdrage te voldoen.
Voor wat betreft de jaren 2020 en 2021 heeft de man met de door hem overgelegde stukken en ter zitting gegeven toelichting naar het oordeel van het hof onvoldoende inzicht verschaft in zijn inkomsten. De man zegt in 2020 enige tijd als verkeersregelaar te hebben gewerkt, maar kon ter zitting in hoger beroep niet aangeven wanneer dit was en hoe lang hij dit werk heeft gedaan. Ook heeft de man nagelaten enige stukken met betrekking tot dit dienstverband, zoals een arbeidsovereenkomst en salarisspecificaties, alsmede stukken over de beëindiging hiervan, volgens de man omdat hij zich vanwege een hersenschudding nauwelijks kon concentreren, over te leggen. Wel is duidelijk dat de man in 2020 en 2021 enkele maanden een uitkering op grond van de Participatiewet heeft ontvangen. Bij de stukken bevinden zich specificaties van de maanden augustus, september en oktober 2020 en februari en maart 2021, waaruit volgt dat de uitkering in 2020 € 1.059,- per maand bedroeg, exclusief vakantiegeld, en in 2021 € 1.075,- per maand, exclusief vakantiegeld. Niet duidelijk is geworden sinds wanneer en tot wanneer de man deze uitkering ontving. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de uitkering op enig moment in 2021 is stopgezet vanwege een tijdelijk vertrek van de man naar Suriname. Enige stukken hierover ontbreken en ook de toedracht rondom het stopzetten van de uitkering is niet duidelijk geworden. Volgens de man was sprake van familieomstandigheden, overlijden van zijn vader, terwijl het volgens de vrouw om een vakantie ging. Het had op de weg van de man gelegen om een inkomensverklaring 2020 van de Belastingdienst op te vragen en in te dienen, maar dit heeft hij nagelaten. Voorts is gebleken dat de man op 12 augustus 2021 is gestart bij Traffic Support met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar dat dit dienstverband met ingang van 9 september 2021 is beëindigd in de proeftijd. Dat de man niet in staat zou zijn om te werken vanwege psychische en/of lichamelijke klachten, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft gesteld, is door hem niet dan wel onvoldoende (met stukken) onderbouwd. Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat de man onvoldoende transparant is geweest over zijn inkomen in 2020 en 2021 en daarmee zijn stelling dat hij in het geheel geen draagkracht heeft om een kinderbijdrage te voldoen, onvoldoende heeft onderbouwd. Daartegenover staat dat het hof het ook niet aannemelijk acht dat de man een jaarinkomen boven het bijstandsniveau heeft gehad of in de nabije toekomst zal genereren, gelet op het arbeidsverleden van de man en de wel overgelegde stukken in aanmerking nemende. Het hof kent de man daarom een minimale draagkracht van € 25,- per maand toe.