Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
4.2. Opeisbaarheid
voor het geval ik al dan niet onbekwaam ben. Hieronder versta ik: het tijdelijk of langdurig niet in staat zijn mijn wil te uiten en/of mijn belangen te behartigen.Verder heeft [geïntimeerde] aangegeven dat zij “
deze maatregelen[treft]
om te voorkomen dat ik onder curatele wordt gesteld, dat over mijn goederen/vermogen een beschermingsbewind wordt ingesteld of dat ten behoeve van mij een mentorschap wordt ingesteld”.
op basis van haar neurologische diagnose niet verwacht mag worden dat zij in de rechtbank kan worden bevraagd” en dat een en ander “
een tijdelijke negatieve invloed kan hebben op haar fysieke en psychische functioneren”, vormen in samenhang met het op voorhand afwijzen van de mogelijkheid tot het houden van een descente, voor het hof belangrijke aanwijzingen dat zich een situatie voordoet, waarin de erflater heeft voorzien in zijn testament als beschreven onder 4.2 sub d. Daarbij zijn ook redengevend de medische voorgeschiedenis van [geïntimeerde] – zij lijdt aan de ziekte van Parkinson en heeft in november 2016 een TIA gehad - en het gegeven dat zij - ook blijkens de overgelegde zorgindicaties - van (vrijwel) volledige zorg en verpleging afhankelijk is, alsmede het gegeven dat [Y] , zoals zij ter zitting heeft verklaard, de financiële zaken voor [geïntimeerde] doet. Dat bij [geïntimeerde] , blijkens een door haar overgelegd mailbericht van de neuroloog J.M.J. Krul van 8 december 2019, op dat moment geen sprake was van een vorm van dementie en dat zij volgens deze neuroloog volledig wilsbekwaam was, doet aan die aanwijzingen niet af, temeer nu wilsonbekwaamheid niet een vereiste is voor het instellen van curatele of bewind.
“metterwoon wordt opgenomen in een bejaardenoord of verpleeginrichting of vergelijkbare instelling voor zorg en/of verpleging, waarbij krachtens een wettelijke regeling aanspraak wordt gemaakt op het eigen vermogen van mijn partner”.