ECLI:NL:GHAMS:2021:3309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
23-001923-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van bewezenverklaring en strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken voor aanranding en andere strafbare feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de bewezenverklaring van zaak A, feit 1, en de strafoplegging. Het hof heeft de term "vastpakken" in de tenlastelegging geïnterpreteerd als "aanraken", wat volgens het hof geen onduidelijkheid schept en de verdachte niet in zijn belangen schaadt. De verdachte heeft zich op 12 januari 2020 schuldig gemaakt aan het aanraken van de rechterbil van een onbekende vrouw op het Centraal Station in Amsterdam, wat leidde tot een inbreuk op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het urineren in een politiecel en het stelen van een jas uit een winkel. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, heeft het hof de gevangenisstraf verlaagd naar 4 weken. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 63, dat rekening houdt met de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001923-20
datum uitspraak: 2 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 september 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-019241-20 en 13-189539-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1986,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de bewezenverklaring van zaak A, feit 1 en de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Bewezenverklaring zaak A, feit 1

Het hof acht op grond van de feiten en omstandigheden bewezen dat de verdachte:
Op 12 januari 2020 te Amsterdam door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de rechterbil van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid uit het naderen van die [slachtoffer] en het onverwachts aanraken van die [slachtoffer].
Het hof leest daarbij het in de tenlastelegging opgenomen “vastpakken” als het daarin besloten liggende “aanraken”. Hierdoor bestaat naar het oordeel van het hof geen onduidelijkheid met betrekking tot hetgeen de verdachte wordt verweten en door deze lezing wordt hij niet in zijn belangen geschaad.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 12 januari 2020 en 21 juli 2020 schuldig gemaakt aan drie uiteenlopende strafbare feiten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van de eerbaarheid door op het Centraal Station in Amsterdam de bil van een voor hem onbekende vrouw aan te raken. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij zich na de aanraking vies voelde. Hiermee heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft de verdachte een ophoudkamer van de politie onbruikbaar gemaakt door aldaar te urineren. Hij heeft door zijn handelen het eigendomsrecht van de politie niet gerespecteerd en schade veroorzaakt. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een jas uit een winkel. Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor winkeldiefstallen. Dit weegt volgens het hof in het nadeel van de verdachte.
Rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht acht het hof, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 246, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bewezenverklaring van zaak A, feit 1 en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. R.A.E. van Noort en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2021.
=========================================================================
[…]