ECLI:NL:GHAMS:2021:3306
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging tijdelijke omgangsregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tijdelijke omgangsregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2012, na de echtscheiding van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 3 februari 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 4 november 2020, waarin een tijdelijke omgangsregeling was vastgesteld. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 16 april 2021 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, evenals vertegenwoordigers van de Jeugd- & Gezinsbeschermers en de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw sinds de beschikking van 16 februari 2021 alleen het gezag over [de minderjarige] uitoefent. De man heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, maar het hof heeft geoordeeld dat de huidige tijdelijke regeling, die door de rechtbank is vastgesteld, in het belang van [de minderjarige] is. Het hof heeft de zorgen van de vrouw over de omgang en de impact op [de minderjarige] meegewogen, evenals de adviezen van de betrokken hulpverleners. De vrouw heeft aangegeven dat [de minderjarige] moeite heeft met de overdrachtsmomenten en dat er signalen zijn van een loyaliteitsconflict.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie is om een uitbreiding van de omgang te rechtvaardigen en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd. De zaak is verwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling van de definitieve omgangsregeling. Het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI snel hulpverlening inzet om de situatie van [de minderjarige] te verbeteren en om de spanningen tussen de ouders te verminderen.