ECLI:NL:GHAMS:2021:3304

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
23-002540-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerdere diefstallen met braak en valse sleutel, DNA-bewijs en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van meerdere diefstallen met braak en valse sleutel. De tenlastelegging omvatte diefstallen uit een woning, een restaurant en een dorpshuis, waarbij de verdachte zich toegang verschafte door middel van een valse sleutel en braak. Het hof heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de plaatsen delict, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de diefstallen. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was en dat alternatieve scenario's mogelijk waren, maar het hof verwierp deze argumenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de diefstallen. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.404,33, ter compensatie van de geleden schade. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002540-20
datum uitspraak: 2 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 3 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-182677-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 oktober 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 9 september 2017 tot en met 11 september 2017 te Andijk, gemeente Medemblik, omstreeks 05:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2] , aldaar, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit genoemde woning heeft weggenomen een bankpas en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of € 100,=, althans een hoeveelheid geld , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zich met een bij die woning behorende huissleutel - tot welk gebruik, hij, verdachte, niet bevoegd was - een deur van die woning te openen;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een restaurant, gelegen aan de [adres 3] , aldaar, heeft weggenomen een of twee staafmixer(s) (merk Dynamic) en/of veertig, althans een of meerdere fles(sen) drank (waaronder het merk Blue Label) en/of een beveiligingscamerasysteem en/of een espresso-apparaat (merk Melita) en/of een vacuümmachine (merk Henkelman) en/of (ongeveer) € 150,=, althans een hoeveelheid geld , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Hauwert, gemeente Medemblik, in of uit [benadeelde] (een grote hoeveelheid) alcoholhoudende drank en/of (ongeveer) € 535,=, althans een hoeveelheid geld en/of sigaretten en/of een pinautomaat (merk Verifone) en/of vier, althans een of meerdere gordijn(en) en/of een televisie (merk Samsung) en/of een of twee luidspreker(s) (merk Pioneer) en/of een afstandsbediening (merk Panasonic) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft hij, kort samengevat, aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Naast de aangetroffen DNA-sporen is er geen steunbewijs dat wijst richting de betrokkenheid van de verdachte. Daarnaast zijn alternatieve scenario’s mogelijk aangezien de aangetroffen zakdoek en de schroevendraaier verplaatsbare objecten betreffen, en zouden de DNA-sporen door een ander kunnen zijn aangebracht, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
In de periode van 10 september 2017 tot en met 11 september 2017 zijn goederen weggenomen uit een woning aan de [adres 2] te Andijk. Naar het oordeel van het hof volgt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat de toegang tot de woning is verkregen door een sleutel van de achterdeur te gebruiken die in een bakje in de schuur lag. In de keuken werd een zwart-witte zakdoek aangetroffen die niet van de bewoner was. Kort na de diefstal was een Pools telefoonnummer actief in een uit de woning gestolen telefoon.
De tweede diefstal heeft plaatsgevonden tussen 9 september 2017 en 11 september 2017 in een restaurant gelegen aan de [adres 3] te Medemblik. Naar het oordeel van het hof volgt uit het procesdossier dat de toegang tot het pand is verkregen door het kapotmaken van een lichtkoepel in de keuken. Meerdere goederen zijn uit het restaurant weggenomen. Via een nooddeur in het restaurant is toegang verkregen tot een kantoor. In het kantoor is geprobeerd om met een schroevendraaier, afkomstig uit het restaurant, een ladeblok te openen.
Tot slot heeft op woensdag 11 juli 2018 een inbraak plaatsgevonden in [benadeelde] aan de [adres 4] te Hauwert (gemeente Medemblik). De toegang tot dit pand werd verschaft middels het openbreken van een toiletraam. Diverse ruimtes zijn doorzocht en meerdere goederen zijn weggenomen. In het pand werden enkele bloedsporen aangetroffen, welke zijn veiliggesteld. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat op de dag van de inbraak diverse goederen die waren gestolen uit [benadeelde] zijn aangetroffen in een Peugeot Partner, in gebruik bij [naam 1] ; in diezelfde auto werd tevens een jaaropgaaf 2017 aangetroffen op naam van de verdachte en een bankpas en paspoort ten name van [naam 2] .
Bij onderzoek door het NFI bleken de DNA-profielen aangetroffen op de zakdoek in de keuken van de woning in Andijk, de schroevendraaier uit het restaurant en de deur in het dorpshuis te matchen met het DNA-profiel van de verdachte. In alle drie de gevallen is de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze sporen, kleiner dan één op één miljard. De DNA-profielen op de achtergelaten zakdoek en in [benadeelde] betreffen bovendien enkelvoudige DNA-profielen.
Nu de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de plaatsen delict, gaat het hof ervan uit dat de verdachte die sporen aldaar telkens heeft achtergelaten tijdens de diefstal. Het hof acht de door de raadsman geopperde alternatieve mogelijkheden op basis waarvan het DNA van de verdachte op de zakdoek, schroevendraaier en een deur in het dorpshuis kunnen zijn terechtgekomen niet aannemelijk. De conclusie dat de verdachte, een Poolse man, betrokken is bij het onder 1 ten laste gelegde feit wordt bovendien versterkt door de omstandigheid dat kort na de diefstal een Pools telefoonnummer actief was in een uit de woning weggenomen telefoon. Daarnaast vindt het oordeel van het hof dat de verdachte de inbraak in het dorpshuis heeft gepleegd steun in de aangetroffen jaaropgaaf van de verdachte in de auto waarin kort na de inbraak diverse uit het dorpshuis gestolen goederen lagen en de verklaring van de verdachte dat hij [naam 1] en [naam 2] kent. Op basis van dit alles acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 9 september 2017 tot en met 11 september 2017 te Andijk, gemeente Medemblik, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit genoemde woning heeft weggenomen een bankpas en een mobiele telefoon (merk Samsung) en € 100,- toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die/dat weg te nemen geld en goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een bij die woning behorende huissleutel - tot welk gebruik, hij, verdachte, niet bevoegd was - een deur van die woning te openen;
2.
hij omstreeks 9 september 2017 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant, gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen staafmixers (merk Dynamic) en flessen drank (waaronder het merk Blue Label) en een beveiligingscamerasysteem en een espresso-apparaat (merk Melita) en een vacuümmachine (merk Henkelman) en € 150,- toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die/dat weg te nemen geld en goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 11 juli 2018 te Hauwert, gemeente Medemblik, uit [benadeelde] alcoholhoudende drank en € 535,- en sigaretten en een pinautomaat (merk Verifone) en gordijnen en een televisie (merk Samsung) en luidsprekers (merk Pioneer) en een afstandsbediening (merk Panasonic), toebehorend aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat/die weg te nemen geld en goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Hij heeft diverse goederen buitgemaakt uit een woning, restaurant en dorpshuis. Daarbij is forse schade aangericht in het dorpshuis. De diefstal uit de woning vond bovendien plaats terwijl de bewoner lag te slapen. Dit soort feiten veroorzaken algemene gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor één woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden genoemd.
In hetgeen de raadsman omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, overeenkomstig de advocaat-generaal en de politierechter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.659,33. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gevraagde vergoeding voor het verlies van dagomzet en de vergadering. Daarnaast houdt het hof rekening met de teruggegeven goederen en schat hij, overeenkomstig de verklaring van de benadeelde partij, de waarde van deze goederen op een bedrag van € 300,-. De overige posten komen het hof niet onredelijk voor. Het hof wijst het verzoek tot schadevergoeding aldus toe tot een bedrag van € 13.404,33.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.404,33 (dertienduizend vierhonderdvier euro en drieëndertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.404,33 (dertienduizend vierhonderdvier euro en drieëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 102 (honderdtwee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 juli 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. D. Radder en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2021.
=========================================================================
[…]