ECLI:NL:GHAMS:2021:3303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
23-000628-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met omzetting van gevangenisstraf naar taakstraf in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2021. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin een voorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf in de strafzaak onder parketnummer 23-000412-17. De vordering van het openbaar ministerie om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 134 dagen te gelasten, werd opnieuw aan de orde gesteld. De raadsman van de verdachte verzocht om de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft echter besloten om de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf van 150 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en recente positieve ontwikkelingen in zijn leven. Het hof oordeelde dat detentie niet in het belang van de verdachte zou zijn en dat een taakstraf meer recht zou doen aan de situatie. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk wordt toegewezen, maar met een lagere strafmaat dan oorspronkelijk gevorderd. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000628-21
datum uitspraak: 2 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-295976-20 en 15-192932-17 (TUL), 96-169231-17 (TUL), 96-092519-18 (TUL), 23-000412-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging in de strafzaak onder parketnummer 23-000412-17, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen. Deze vordering is in het vonnis waarvan beroep toegewezen en in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal in hoger beroep – verzocht bij (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, ziet het hof echter aanleiding om de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf en de hoogte van die taakstraf te bepalen op een lager aantal uren dan ter zitting gevorderd door de advocaat-generaal. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zou naar het oordeel van het hof geen recht doen aan recente positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. Voorts kleeft daaraan het risico dat deze ontwikkelingen door detentie teniet zouden worden gedaan. Gelet hierop acht het hof in dit geval een omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging in de strafzaak onder parketnummer 23/000412-17 en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van de het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2017 met parketnummer 23-000412-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 134 (honderdvierendertig) dagen. Bepaalt dat die 134 (honderdvierendertig) dagen worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. D. Radder en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2021.
=========================================================================
[…]