ECLI:NL:GHAMS:2021:3229
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafzaak inzake niet voldoen aan de aangifteplicht voor liquide middelen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het niet voldoen aan de aangifteplicht zoals voorgeschreven in artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Dit betreft de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Hierop heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof eerder vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 15 november 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord.
De verdachte had op 8 januari 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een bedrag van € 10.000,00 bij zich, maar had geen aangifte gedaan. De verdediging stelde dat de verdachte slechts € 9.800,00 bij zich had, omdat hij vier valse biljetten van € 50,00 had aangetroffen. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan zijn aangifteplicht. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.