ECLI:NL:GHAMS:2021:3211

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
23-001364-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van eenvoudige mishandeling met niet-ontvankelijkheid vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van eenvoudige mishandeling van de benadeelde partij, die zou hebben plaatsgevonden op 13 november 2016 te 's-Gravenhage. De verdachte heeft de beschuldiging ten stelligste ontkend, terwijl de benadeelde partij verklaarde dat hij door de verdachte in het gezicht was geslagen. Het hof heeft de verklaringen van zowel de aangever als de verdachte in overweging genomen, evenals die van omstanders, en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof oordeelde dat de verklaringen niet met de vereiste mate van zekerheid konden worden vastgesteld, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 250,00 voor immateriële schade, die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte echter niet schuldig werd bevonden aan de mishandeling, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, waarbij het ook bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op de zitting van 26 oktober 2021.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001364-21
datum uitspraak: 26 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 09-136397-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2016 te 's-Gravenhage [benadeelde] heeft mishandeld door hem in het gezicht althans tegen het hoofd te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte hem op 13 november 2016 in het gezicht heeft geslagen. De verdachte heeft dit ten stelligste ontkend. Zowel de verklaring van de aangever als de verklaring van de verdachte vindt steun in verklaringen van (een) omstander(s).
Het hof stelt vast dat het tenlastegelegde incident plaatsvond na afloop van een voetbalwedstrijd in een tumultueus te noemen situatie. De waarnemingen van de aangever en de omstanders alsmede de daarop gebaseerde verklaringen dienen daarom met behoedzaamheid te worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of het de verdachte is geweest die de aangever heeft geslagen. Tegen die achtergrond heeft het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft de benadeelde partij € 1.436,37 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00 ten aanzien van de immateriële schade, met toewijzing van € 36,00 aan proceskosten. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 oktober 2021.
mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.