ECLI:NL:GHAMS:2021:3203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
23-001077-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van gewoontewitwassen en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 maart 2017 in Amsterdam, samen met anderen of alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van witwassen. Dit omvatte het voorhanden hebben en omzetten van luxe goederen en contante geldbedragen, waarvan het hof concludeerde dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte had een laag geregistreerd inkomen en er werd een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen in zijn woning, wat leidde tot het vermoeden van witwassen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de overige beschuldigingen bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan zes weken voorwaardelijk, en een geldboete van €2.500,00. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001077-19
datum uitspraak: 15 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-665697-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 september en 1 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het Openbaar Ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 21 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,

immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens)
A)één of meer horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of (andere) (luxe)goed(eren) voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dit/deze horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of (andere) (luxe)goed(eren) gebruik gemaakt, door dit/deze horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of andere (luxe)goed(eren) te verkopen/vervreemden
en/of
B)(een) contant(e) geldbedrag(en) van (in totaal) 3925 euro, althans een contant geldbedrag, voorhanden gehad
en/of
C)(een) contant(e) geldbedrag(en) van (in totaal) 13.193 euro, althans een contant geldbedrag, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van (een) contant(e) geldbedrag(en) van (in totaal) 13.193 euro, althans een contant geldbedrag, gebruik gemaakt door dit/deze geldbedrag(en) uit te geven en/of te besteden aan huur van (een) auto(s) en/of huur van een woning ( [adres] ) en/of aankoop van een wasmachine (merk AEG) en/of aankoop van een wasdroger (merk AEG) en/of aankoop van een kledingkast (model Pax, merk IKEA) en/of aankoop van (merk)kleding en/of merkschoenen en/of een hoekbank en/of een Playstation PS4)
en/of
D)één of meer (merk)kledingstukken en/of een of meer (paar) (merk)schoenen en/of een Playstation PS4 voorhanden gehad,
terwijl verdachte (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en), dat dit/deze horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of (andere) (luxe)goed(eren) en/of (contante) geldbedrag(en) en/of (merk)kleding(stukken) en/of en (paar) (merk)schoenen en/of Playstation geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was/waren;

2.hij op of omstreeks 21 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)

- 550 gram hennep en/of
- 59,8 gram hasjiesj,
in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door het voorhanden hebben, omzetten of gebruik maken van horloges, sieraden en luxegoederen (onderdeel A), door het voorhanden hebben van een contant geldbedrag (onderdeel B), door contante uitgaven aan onder meer autohuur, (merk)kleding en meubilair (onderdeel C) en door het voorhanden hebben van merkkleding, merkschoenen en een Playstation 4 (onderdeel D).
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van horloges, sieraden of andere luxegoederen, zoals onder 1, onderdeel A, is ten laste gelegd. De verdachte zal dan ook van dat onderdeel worden vrijgesproken. Eveneens zal een vrijspraak volgen voor het onder 1, onderdeel B, ten laste gelegde, nu naar het oordeel van het hof het voorhanden hebben van dit bedrag geen witwassen oplevert. Immers, zoals hierna zal worden overwogen is dit bedrag in de kasopstelling als legaal beschikbaar middel aangemerkt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420ter van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof leidt uit de thans beschikbare bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af. [1]
De verdachte beschikte in de ten laste gelegde periode over een laag geregistreerd inkomen, te weten een Wajong-uitkering, en van hem waren geen geregistreerd vermogen of geregistreerde schulden bekend. [2] Bij een doorzoeking in de woning waar hij stond ingeschreven is op 21 maart 2017 een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen in niet-gangbare biljetten van € 100,-. Voorts werden in zijn woning merkkleding uit het hogere segment en bonnen van diverse contante aankopen aangetroffen. [3] Tevens bleek uit door autoverhuurbedrijven aangeleverde gegevens dat de verdachte meermalen en voor langere periodes auto’s heeft gehuurd. [4]
Het hof is van oordeel dat dergelijke uitgaven tegenover het bekende besteedbaar inkomen, in combinatie met het op zijn verblijfadres aantreffen van een groot geldbedrag in coupures van € 100,-, een redelijk vermoeden van witwassen opleveren. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft omtrent de herkomst van deze goederen en bedragen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – verklaard dat hij sinds 2013 à 2014 ongeveer 100,- tot 200,- euro per maand heeft gespaard zodat hij in de ten laste gelegde periode over contanten kon beschikken. Ook heeft hij verklaard dat niet alle door de politie gestelde uitgaven door hem zijn gedaan, dan wel dat hij minder geld heeft uitgegeven dan door de politie is gesteld. Om te beoordelen of de verklaring van de verdachte het witwasvermoeden zodanig weerlegt dat niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, zal het hof, in navolging van de politie, een eenvoudige kasopstelling toepassen en bij iedere inkomsten- en uitgavenpost afzonderlijk ingaan op eventuele verweren op dat punt.
Het hof komt op basis van de bewijsmiddelen tot de volgende berekening.
Beschikbare contante middelen
Beginsaldo op 1 september 2016
Bij de berekening van het startsaldo neemt het hof 1 september 2016 als startdatum, omdat vanaf die datum de uitgaven van de verdachte opvallend en fors toenemen. [5] Bij het bepalen van het beginsaldo, het bedrag dat hem op 1 september 2016 ter beschikking stond, heeft het hof gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en is het hof, ten voordele van de verdachte, vanaf
1 januari 2013 uitgegaan van een maandelijks gespaard bedrag van € 200,-: [6]
  • Gespaard bedrag 2013: (12 maanden x € 200,-) € 2.400,-
  • Gespaard bedrag 2014: (12 maanden x € 200,-) € 2.400,-
  • Gespaard bedrag 2015: (12 maanden x € 200,-) € 2.400,-
  • Gespaard bedrag van 1 januari 2016 tot 1 september 2016: (8 maanden x € 200,-)
=
€ 8.800,-
Zo al moet worden aangenomen dat de verdachte in 2013 winst heeft behaald op een pokertoernooi, gaat het hof er van uit dat die winst in dit beginsaldo is verdisconteerd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep immers verklaard dat het hoogste spaarsaldo dat hij ooit heeft gehad een paar duizend euro bedroeg en dat hij dat in 2016 voorhanden had. Het hiervoor vastgestelde spaarsaldo van € 8.800,- overtreft naar het oordeel van het hof reeds ‘een paar duizend euro’.
Contante opnamen vanaf 1 september 2016 [7]
  • Contante opname op 23 september 2016: € 120,-
  • Contante opname op 26 september 2016: € 60,-
  • Contante opname op 26 september 2016: € 70,-
  • Contante opname op 26 september 2016: € 50,-
  • Contante opname op 28 september 2016: € 100,-
  • Contante opname op 29 september 2016: € 150,-
  • Contante opname op 3 oktober 2016: € 50,-
  • Contante opname op 24 oktober 2016: € 150,-
  • Contante opname op 24 oktober 2016: € 80,-
  • Contante opname op 4 november 2016: € 100,-
  • Contante opname op 4 november 2016: € 40,-
  • Contante opname op 14 november 2016: € 50,-
  • Contante opname op 14 november 2016: € 120,-
  • Contante opname op 25 november 2016: € 10,-
  • Contante opname op 29 december 2016: € 40,-
  • Contante opname op 30 januari 2017: € 250,-
  • Contante opname op 24 februari 2017: € 250,-
  • Contante opname op 25 februari 2017: € 70,-
  • Contante opname op 27 februari 2017: € 70,-
  • Contante opname op 27 februari 2017: € 250,-
  • Contante opname op 28 februari 2017: € 50,-
  • Contante opname op 2 maart 2017: € 50,-
  • Contante opname op 7 maart 2017: € 100,-
  • Contante opname op 9 maart 2017:
=
€ 2.380,-
Bij doorzoeking aangetroffen cash geld
Op 21 maart 2017 is in de woning van de verdachte een contant geldbedrag van € 3.500,- aangetroffen, bestaande uit coupures van € 100,-. [8] Op diezelfde dag is in een door de verdachte gehuurde Mini Cooper een contant geldbedrag van € 425,- aangetroffen, bestaande uit vier coupures van € 100,-, één coupure van € 20,- en één coupure van € 5,-. [9]
De verdachte heeft verklaard dat een deel van het in de woning aangetroffen geldbedrag (namelijk € 2.000,-) spaargeld van zijn broer(tje) betreft. Het hof overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
Het geldbedrag is in de woning van de verdachte aangetroffen, hetgeen het uitgangspunt rechtvaardigt dat dit geld aan de verdachte toebehoort. De stelling van de verdachte dat het een gezamenlijk gespaard bedrag betreft is niet aannemelijk geworden. De vader van de verdachte heeft immers verklaard dat een deel van het geld aan een neef van de verdachte toebehoort – en dus niet aan zijn broer(tje). Dat het broertje van de verdachte heeft verklaard dat een deel van het geld inderdaad van hem is, maakt dit niet anders. Daarbij is van belang dat het aangetroffen geldbedrag in dezelfde – bovendien niet gangbare – coupures van € 100,- is aangetroffen, hetgeen het hof weinig logisch voorkomt wanneer het geldbedrag zou zijn opgebouwd door middel van een inleg door twee personen.
Op basis van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat het uitgangspunt dat het aangetroffen geldbedrag aan de verdachte toebehoort, het juiste is. Daarmee stond aan de verdachte een cash geldbedrag ter beschikking van:
  • In woning aangetroffen contant geldbedrag: € 3.500,-
  • In auto aangetroffen contant geldbedrag:
=
€ 3.925,-
Borg autohuur
Ten overvloede overweegt het hof dat uit de rapportage van de politie (zie het overzicht op pagina’s 5009 t/m 5011) blijkt dat bij de vaststelling van het beschikbare inkomen acht is geslagen op de teruggave van de borg die is betaald ten behoeve van de huur van auto’s. Zoals hierna zal blijken, zijn bij de vaststelling van de uitgaven ten behoeve van de huur van deze auto’s de netto kosten – derhalve zonder de betaalde (en later geretourneerde) borg daarbij te betrekken – berekend. Bij de vaststelling van het beschikbare inkomen dient deze borg dan ook, om een dubbeltelling te voorkomen, buiten beschouwing te blijven.
Tussenconclusie: totaal beschikbaar contant vermogen
Het hof gaat er van uit dat de verdachte in de periode van 1 september 2016 tot en met 21 maart 2017 een besteedbaar cash vermogen heeft gehad van:
€ 8.800,- (beginsaldo) plus € 2.380,- (totaalbedrag contante opnamen) minus € 3.925,- (het cash geldbedrag dat is aangetroffen en dus niet door de verdachte kan zijn uitgegeven)
= € 7.255,-
Contante uitgaven
Het hof bespreekt hieronder de door de verdachte verrichte contante uitgaven in de periode van
1 september 2016 tot en met 21 maart 2017.
Contante stortingen [10]
  • Contante storting op 29 september 2016: € 960,-
  • Contante storting op 1 november 2016: € 400,-
  • Contante storting op 11 november 2016: € 1.000,-
  • Contante storting op 28 december 2016: € 200,-
  • Contante storting op 18 februari 2017:
=
€ 3.520,-
Autohuur
De verdediging heeft weliswaar gesteld dat de door de verdachte gehuurde auto’s aan anderen werden uitgeleend, maar zij heeft niet betwist dat de verhuurkosten van deze auto’s (de huur van de Mercedes voor zijn broer uitgezonderd) steeds door de verdachte zijn betaald. In de periode van
1 september 2016 tot en met 21 maart 2017 betreft dat: [11]
  • Huur Mini [kenteken] november 2016: € 882,59
  • Huur Opel Vivaro december 2016: € 34,99
  • Huur Mini [kenteken] december 2016
  • Huur Mercedes januari 2017: € 88,04
  • Huur Mini [kenteken] januari 2017: € 882,01
  • Huur Mini [kenteken] februari 2017: € 882,09
  • Huur Mini [kenteken] maart 2017: waarborg van
=
€ 4.152,31
Benzine
Het hof gaat uit van de berekening zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is gepresenteerd, die inhoudt dat de door de recherche berekende kosten [14] met 20 procent dienen te worden verminderd, nu – vanwege het uitlenen van de auto’s – een deel van de benzinekosten door anderen is gedragen. Het door de verdachte bestede bedrag komt uit op:
€ 909,94 (door recherche berekende bedrag) minus € 181,99 (20 procent van voornoemd bedrag)
=
€ 727,95
CJIB
Blijkens een door de advocaat-generaal overgelegd overzicht van betalingen aan het CJIB, bezien in samenhang met de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring – inhoudende dat hij de bedragen voor de betalingen aan het CJIB cash aan zijn broer of zus betaalde, die dan de betaling aan het CJIB voldeed – heeft de verdachte in de periode van 1 september 2016 tot
21 maart 2017 de volgende contante betalingen aan het CJIB verricht: [15]
  • Betaling op 13 februari 2017: € 60,-
  • Betaling op 13 maart 2017:
=
€ 120,-
Levensonderhoud
Ten aanzien van de kosten voor het levensonderhoud baseert het hof zich – evenals de recherche – op de berekening van het NIBUD. Het NIBUD gaat uit van een bedrag van € 6,34 per dag voor een volwassen man in een eenpersoons huishouden. [16] Deze berekening is door de verdediging niet betwist.
Voor de periode van 1 september 2016 tot en met 21 maart 2017 (zijnde 202 dagen) levert dat het volgende bedrag op: 202 dagen x € 6,34 = 1.280,68 minus de pinbetalingen in supermarkten à € 50,-
=
€ 1.230,68
Kleding
In de door de verdachte gehuurde Mini Cooper is op 21 maart 2017 een trui van het merk Vive L’Homme aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij deze trui een paar dagen voor het aantreffen daarvan heeft gekocht. [17]
Aan deze trui zat een prijskaartje van £ 130,- bevestigd. [18] Voorts heeft de verdachte verklaard dat de drie paar in zijn woning inbeslaggenomen merkschoenen van Jimmy Choo [19] , Pierre Balmain (winkel [naam winkel] ) [20] en Gucci [21] , van na te noemen bedragen, van hem zijn. [22]
De verdachte heeft bij de aankoop van voornoemde kleding en schoenen de volgende – door de verdediging niet betwiste bedragen – gespendeerd:
- Trui van het merk Vive L’Homme: € 130,- [23]
  • Jimmy Choo schoenen en (naar het hof begrijpt:) parfum: € 591,-
  • Pierre Balmain schoenen en accessoire (winkel [naam winkel] ): € 389,90
  • Gucci schoenen:
=
€ 1.485,90
Ten aanzien van de overige aangetroffen kledingstukken merkt het hof op dat de aanschaf van dergelijke kledingstukken uit het hogere segment door een verdachte die geen andere legale inkomensbron tot zijn beschikking heeft gehad dan een Wajong-uitkering, zonder meer bevreemding wekt. Het hof kan echter op basis van het dossier niet vaststellen wanneer de betreffende kledingstukken zijn aangeschaft, in het bijzonder niet of dit in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. Het hof zal deze kleding daarom niet meenemen in de kasopstelling.
Huur
Het bedrag voor de huur van de woning van de verdachte wordt vastgesteld op € 900,-. Dit bedrag is opgebouwd uit twee maanden huur, te weten de maanden januari en februari 2017 à € 450,- per maand. [24] Uit het dossier blijkt niet dat deze bedragen zijn overgemaakt, terwijl het hof uit de verklaring van [getuige] wel afleidt dat de huur voor die maanden is voldaan. [25] Dit bedrag is niet door de verdediging betwist, sterker nog, het bedrag van € 900,- wordt door de verdediging als juist beschouwd.
=
€ 900,-
Meubilair, elektronica, witgoed en Playstation
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 21 maart 2017 zijn diverse – op zijn naam staande – facturen aangetroffen van contante aankopen van een wasmachine en wasdroger van het merk AEG [26] , een PAX kledingkast en andere goederen van IKEA [27] en een hoekbank [28] , ter hoogte van de hierna te noemen bedragen. Voorts is een Playstation 4 en bijbehorende factuur, wederom op naam van de verdachte, aangetroffen. [29] Ook is een bon van een stofzuiger van de [naam winkel] aangetroffen, ten aanzien waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze door hem is aangeschaft. [30]
Ten aanzien van de Playstation heeft de verdachte verklaard dat hij die samen met [getuige] heeft bekostigd. [getuige] heeft dit bevestigd, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij € 150,- heeft betaald. [31] Het hof gaat daarom uit van een door de verdachte betaald bedrag van € 300,-.
Ten aanzien van het meubilair en het witgoed heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [getuige] , met wie de verdachte de woning bewoonde, voor deze goederen heeft betaald. Het hof overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
De facturen van het meubilair en witgoed staan op naam van de verdachte, hetgeen het uitgangspunt rechtvaardigt dat de verdachte deze goederen heeft besteld en daarvoor heeft betaald. Het hof ziet zich gesterkt in die overtuiging nu uit tapgesprekken blijkt dat de verdachte in januari 2017 op zoek was naar een wasmachine. [32] De verklaring dat [getuige] voor de meubels zou hebben betaald en de verdachte deze enkel in ontvangst zou nemen, schuift het hof gelet op het voorgaande als ongeloofwaardig terzijde.
Daarmee komt het hof op de volgende uitgaven:
  • Playstation 4: € 300,-
  • Wasmachine en droger: € 1.587,44
  • Stofzuiger en gelijktijdig gedane aankopen: € 119,95
  • Bankstel: € 2.100,-
  • IKEA kast en accessoires:
=
€ 4.729,99
Voorwaardelijk verzoek ten aanzien van [getuige]
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om nader onderzoek te doen naar een voormalig dienstverband en eerdere werkzaamheden van [getuige] overweegt het hof als volgt.
De raadsvrouw heeft om voornoemd nader onderzoek verzocht voor het geval het hof de stelling verwerpt dat [getuige] de meubels heeft betaald, omdat dit niet aannemelijk zou zijn nu hij blijkens gegevens van de Belastingdienst geen inkomsten genoot.
Weliswaar acht het hof het niet aannemelijk dat de goederen door [getuige] zijn betaald, maar om andere redenen dan die aan het voorwaardelijke verzoek ten grondslag zijn gelegd. Aan de gestelde voorwaarde is aldus niet voldaan, waardoor het hof aan de beoordeling van het verzoek niet toekomt.
Hennep
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 21 maart 2017 is in de vaatwasser een tas met ongeveer 550 gram hennep aangetroffen. [33] De recherche heeft de waarde van deze hoeveelheid bepaald op € 2.238,50. [34]
De verdachte heeft verklaard dat hij de hennep in bewaring hield voor een coffeeshophouder. De verdachte heeft zowel tijdens het politieverhoor als ter terechtzitting in hoger beroep geen antwoord willen geven op concretiserende vragen. Vanwege het uitblijven van een concrete, min of meer verifieerbare verklaring zal het hof de waarde van de hennep meenemen in de kasopstelling als contante uitgave:
=
€ 2.238,50
Tussenconclusie: totaal contante uitgaven
De verdachte heeft in de periode van 1 september 2016 tot en met 21 maart 2017 contant besteed:
  • Contante stortingen: € 3.520,-
  • Autohuur: € 4.152,31
  • Benzine: € 727,95
  • CJIB: € 120,-
  • Levensonderhoud: € 1.230,68
  • Kleding: € 1.485,90
  • Huur: € 900,-
  • Meubilair, elektronica, witgoed en Playstation: € 4.729,99
  • Hennep:

= € 19.105,33

Slotoverweging
Uit de kasopstelling volgt dat een bedrag van € 7.255,- beschikbaar was voor contante uitgaven, terwijl de feitelijke contante uitgaven minimaal € 19.105,33 bedroegen. Wat het geconstateerde verschil van € 11.850,33 betreft heeft de verdachte niet een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring gegeven. Naar het oordeel van het hof kan het daarom niet anders zijn dan dat dit onverklaarbaar contant vermogen, bij gebreke van een dergelijke verklaring, uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Gelet op de omvang van het bedrag aan onverklaarbaar contant vermogen en de pleegperiode is het hof van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 1 september 2016 tot en met 21 maart 2017 in Nederland telkens van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,

immers heeft hij (telkens)
C)een contant geldbedrag van in totaal 11.850,33 euro voorhanden gehad en omgezet door dit geldbedrag uit te geven/te besteden aan huur van auto’s en/of huur van een woning ( [adres] ) en/of aankoop van een wasmachine (merk AEG) en/of aankoop van een wasdroger (merk AEG) en/of aankoop van een kledingkast (model Pax, merk IKEA) en/of aankoop van merkkleding en/of merkschoenen en/of een hoekbank en/of een Playstation PS4
en
D)een merkkledingstuk, merkschoenen en een Playstation PS4 voorhanden gehad,
terwijl verdachte telkens wist, dat dit contante geldbedrag en deze merkkleding, merkschoenen en Playstation geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig waren;

2.hij op 21 maart 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad

- 550 gram hennep en
- 59,8 gram hasjiesj.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het onder 1 bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals hiervoor genoemd in de voetnoten.
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde feit heeft bekend en door of namens hem ten aanzien van dat feit geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2021;
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 1218-1227);
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (dossierpagina 1312);
een geschrift, te weten een rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing, van 31 maart 2017, opgemaakt door drs. [deskundige] (dossierpagina 1702).
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 (B en C) en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren – indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis – met aftrek van voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 (B, C en D) en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren – indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis – met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en diens draagkracht. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, die als legale inkomstenbron slechts een Wajong-uitkering had, heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door het voorhanden hebben van een groot contant geldbedrag dat zijn legale mogelijkheden ver te boven ging, en het omzetten van dat bedrag in onder meer autohuur, kleding en schoenen uit het hogere segment. Witwassen van crimineel geld is zeer hinderlijk en schadelijk voor de legale economie. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen faciliteert bovendien ander strafbaar handelen en tast de integriteit van het financiële verkeer aan. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en daarbij geen acht geslagen op de gevolgen voor de samenleving.
Voorts heeft de verdachte hennep en hasjiesj voorhanden gehad. Gezien de hoeveelheid kan het niet anders zijn dan dat de hennep bedoeld was voor verdere verspreiding. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. De handel in hennep gaat bovendien niet zelden gepaard met verschillende vormen van criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 26 augustus 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, hetgeen strafverzwarend werkt.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de ernst van het bewezen verklaarde, mede gezien de omvang van het witgewassen bedrag, de langere periode waarin dat plaatsvond en de combinatie met het aanwezig hebben van verdovende middelen, is de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal gevorderde straf naar het oordeel van het hof niet toereikend. Het hof is daarom van oordeel dat, naast de oplegging van een taakstraf, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Het hof kiest daarbij ook voor een voorwaardelijk deel, om de verdachte – mede in het licht van zijn Justitiële Documentatie – ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen en acht een gevangenisstraf voor de duur van negen weken waarvan zes weken voorwaardelijk passend en geboden. Gelet op het financiële motief waardoor de verdachte zich kennelijk heeft laten leiden en het financiële voordeel dat hem dat heeft opgeleverd, acht het hof de oplegging van een geldboete van de hierna te melden hoogte eveneens aangewezen. Het hof heeft bij het voorgaande artikel 63 Sr in aanmerking genomen.
De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is in hoger beroep geschonden. Het betreft hierbij een overschrijding van meer dan 7 maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de duur van de gevangenisstraf met één week te matigen. Dit betekent dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest van de verdachte.
Beslag
Verbeurdverklaring:
Het onder 1 bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard:
- Nummer 11 (5356398): 3 stuks schoenen, te weten:
o 1 stuk Gucci
o 1 stuk Jimmy Choo
o 1 stuk Pierre Balmain
- Nummer 17 (5356591): 1 stuk Vive l’Homme trui
Ten aanzien van het standpunt van de advocaat-generaal dat een bedrag van € 9.268,- dient te worden verbeurd verklaard, overweegt het hof dat gelden die in het verleden zijn uitgegeven voor de aanschaf van goederen niet meer aan de verdachte toebehoren en reeds om die reden niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring; nog daargelaten de omstandigheid dat sommige van de met voornoemd bedrag aangeschafte goederen worden verbeurd verklaard.
Retour beslagene:
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen aan de beslagene, zijnde de verdachte, worden geretourneerd:
  • Nummer 2 (5356987): 1 stuk [sportschool] pas
  • Nummer 4/6 (5356525): 1 stuk vacuümmachine
  • Nummer 5 (5356341): 1 stuk luchtafzuiger
  • Nummer 8 (5356387): 8 stuks broeken van verschillende merken, te weten:
o 1 stuk Philippe Klein bermuda (het hof begrijpt: Philipp Plein)
o 1 stuk DSquared zwemshort
o 5 stuks DSquared jeans
o 1 stuk Givenchy jeans
  • Nummer 9 (5356391): 1 stuk Hugo Boss handschoenen
  • Nummer 10 (5356396): 3 stuks jassen, te weten:
o 1 stuk Hamaki-Ho
o 1 stuk Body skins
o 1 stuk Dolce & Gabbana
  • Nummer 11 (5356398): 1 stuk Mason Garment schoenen
  • Nummer 12 (5356406): 2 stuks truien/overhemden, te weten:
o 1 stuk Burberry
o 1 stuk DSquared
  • Nummer 13 (5356421): 1 stuk Kenzo polo
  • Nummer 14 (5356431): 7 stuks truien, te weten:
o 1 stuk Dolce & Gabbana
o 1 stuk Balmain
o 1 stuk Hugo Boss
o 1 stuk Kenzo
o 3 stuks DSquared
  • Nummer 15 (5356432): 6 stuks ondergoed DSquared
  • Nummer 16 (5356582): 1 stuk Woolrich jas
  • Nummer 18 (5356601): 1 stuk portefeuille Louis Vuitton
  • Nummer 19 (5356599): 1 stuk creditcard Viabuy
  • Nummer 20 (5356383): 1 stuk tas Louis Vuitton
  • Nummer 21 (5356984): 1 stuk verhuurcontracten autoverhuur ( [naam autoverhuurbedrijf] en Europcar)
  • Nummer 24 (5356399): 2 stuks papier, te weten:
o 1 stuk bon [naam winkel]
o 1 stuk bon Mediamarkt
  • Nummer 25 (5356401): 1 stuk papier (boekje)
  • Nummer 27 (5356407): 14 stuks papier (bonnen)
  • Nummer 30 (5356360): 1 stuk T-Mobile bon
  • Nummer 31 (5356362): 1 stuk [naam winkel] bon
  • Nummer 32 (5356463): 1 stuk Audemars Piquet nephorloge
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende:
- Nummer 7/33 (5356465): 1 stuk steekwerend vest [36]
- Nummer 8 (5356387): 5 stuks broeken, te weten:
o 1 stuk Armani
o 2 stuks Blue Blood jeans
o 2 stuks Hugo Boss
  • Nummer 10 (5356396): 1 stuk Dolce & Gabbana jas (lichtgrijs met blokjespatroon)
  • Nummer 12 (5356406): 1 stuk Armani trui/overhemd
  • Nummer 13 (5356421): 3 stuks shirts, te weten:
o 1 stuk Hugo Boss polo
o 1 stuk Moncler polo
o 1 stuk Time To Change polo
  • Nummer 23 (5356574): 1 stuk sleutelbos Vespa
  • Nummer 26 (5356405): 3 stuks vrachtbrieven
  • Nummer 28 (5356354): 40 stuks scheepsbrieven
  • Nummer 29 (5356357): 1 stuk brief CJIB (aanmaning)
Vordering van de benadeelde partij RLG Europe B.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 265.258,20. De benadeelde partij is in die vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.902,26. De benadeelde partij is in die vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu geen rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte enerzijds en de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden ten gevolge van de diefstal anderzijds.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 11 (5356398): 3 stuks schoenen, te weten:
1 stuk Gucci
1 stuk Jimmy Choo
1 stuk Pierre Balmain
- Nummer 17 (5356591): 1 stuk Vive l’Homme trui.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 2 (5356987): 1 stuk [sportschool] pas
- Nummer 4/6 (5356525): 1 stuk vacuümmachine
- Nummer 5 (5356341): 1 stuk luchtafzuiger
- Nummer 8 (5356387): 8 stuks broeken van verschillende merken, te weten:
1 stuk Philippe Klein bermuda (het hof begrijpt: Philipp Plein)
1 stuk DSquared zwemshort
5 stuks DSquared jeans
1 stuk Givenchy jeans
- Nummer 9 (5356391): 1 stuk Hugo Boss handschoenen
- Nummer 10 (5356396): 3 stuks jassen, te weten:
1 stuk Hamaki-Ho
1 stuk Body skins
1 stuk Dolce & Gabbana
- Nummer 11 (5356398): 1 stuk Mason Garment schoenen
- Nummer 12 (5356406): 2 stuks truien/overhemden, te weten:
1 stuk Burberry
1 stuk DSquared
- Nummer 13 (5356421): 1 stuk Kenzo polo
- Nummer 14 (5356431): 7 stuks truien, te weten:
1 stuk Dolce & Gabbana
1 stuk Balmain
1 stuk Hugo Boss
1 stuk Kenzo
3 stuks DSquared
- Nummer 15 (5356432): 6 stuks ondergoed DSquared
- Nummer 16 (5356582): 1 stuk Woolrich jas
- Nummer 18 (5356601): 1 stuk portefeuille Louis Vuitton
- Nummer 19 (5356599): 1 stuk creditcard Viabuy
- Nummer 20 (5356383): 1 stuk tas Louis Vuitton
- Nummer 21 (5356984): 1 stuk verhuurcontracten autoverhuur ( [naam autoverhuurbedrijf] en Europcar)
- Nummer 24 (5356399): 2 stuks papier, te weten:
1 stuk bon [naam winkel]
1 stuk bon Mediamarkt
- Nummer 25 (5356401): 1 stuk papier (boekje)
- Nummer 27 (5356407): 14 stuks papier (bonnen)
- Nummer 30 (5356360): 1 stuk T-Mobile bon
- Nummer 31 (5356362): 1 stuk [naam winkel] bon
- Nummer 32 (5356463): 1 stuk Audemars Piquet nephorloge.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 7/33 (5356465): 1 stuk steekwerend vest
- Nummer 8 (5356387): 5 stuks broeken, te weten:
1 stuk Armani
2 stuks Blue Blood jeans
2 stuks Hugo Boss
- Nummer 10 (5356396): 1 stuk Dolce & Gabbana jas (lichtgrijs met blokjespatroon)
- Nummer 12 (5356406): 1 stuk Armani trui/overhemd
- Nummer 13 (5356421): 3 stuks shirts, te weten:
1 stuk Hugo Boss polo
1 stuk Moncler polo
1 stuk Time To Change polo
- Nummer 23 (5356574): 1 stuk sleutelbos Vespa
- Nummer 26 (5356405): 3 stuks vrachtbrieven
- Nummer 28 (5356354): 40 stuks scheepsbrieven
- Nummer 29 (5356357): 1 stuk brief CJIB (aanmaning).
Vordering van de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V.
Verklaart de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. M.L. Leenaers en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 oktober 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december (het hof begrijpt hier en hierna: 2017), p. 5001.
3.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218-1227 en de daarbij behorende bijlagen, p. 1228-1235.
4.Een proces-verbaal bevindingen gegevens autoverhuurbedrijven van 17 juli 2017, p. 5091-5092.
5.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5001, en de daarbij behorende bijlage II contante uitgaven en ontvangsten, p. 5010.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2021.
7.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5001, en de daarbij behorende bijlage II contante uitgaven en ontvangsten, p. 5010 en 5011.
8.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218.
9.Een proces-verbaal onderzoek auto van 22 maart 2017, p. 1305; een proces-verbaal bevindingen van 16 juni 2017, p. 5102-5103, en de daarbij behorende bijlage, p. 5107.
10.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5001, en de daarbij behorende bijlage II contante uitgaven en ontvangsten, p. 5010 en 5011.
11.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5003 en 5004 en de als bijlagen bij dat proces-verbaal gevoegde facturen. Het hof heeft hierbij de Mercedes die bij Europcar is gehuurd, factuurdatum 6 februari 2017, ten aanzien waarvan de verdachte stelt dat hij deze voor zijn broer heeft gehuurd buiten beschouwing gelaten.
12.Een geschrift, zijnde een factuur van Europcar, p. 5101. Gelet op de datum die op de factuur op p. 5101 is vermeld, gaat het hof uit van 17 januari 2017 als factuurdatum, in plaats van 17 januari 2016 (zoals in het overzicht op p. 5003 is vermeld).
13.Dit betreft de periode van 18 tot en met 22 maart 2017. De huur is uiteindelijk verrekend met de waarborgsom € 500,- die kennelijk bij aanvang van de huur is voldaan.
14.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5005.
15.Een door de advocaat-generaal overgelegd geschrift, zijnde een zaakoverzicht van betalingen aan het CJIB onder de naam van de verdachte; verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2021.
16.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5004.
17.Een proces-verbaal van nader verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 24 april 2018, p. 8; een proces-verbaal onderzoek auto van 22 maart 2017, p. 1306.
18.Een proces-verbaal vervolg financieel overzicht van 28 december 2018, p. 5438.
19.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218, 1221 en 1225, en de daarbij behorende bijlage, p. 1286.
20.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218. 1221 en 1225, en de daarbij behorende bijlage, p. 1285.
21.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218, 1221 en 1225, en de daarbij behorende bijlage, p. 1294.
22.Een proces-verbaal van nader verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 24 april 2018, p. 4 en 5.
23.Het hof rekent het bedrag van £ 130,-, in het voordeel van de verdachte, om naar een bedrag van € 130,-.
24.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1314 en 1315.
25.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1314 en 1316.
26.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1220, en de daarbij behorende bijlagen, p. 1233-1235.
27.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1219, en de daarbij behorende bijlagen, p. 1228-1230.
28.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1225, en de daarbij behorende bijlage, p. 1297.
29.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1223, en de bijbehorende bijlagen, p. 1231 en 1232.
30.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1225, en de daarbij behorende bijlage, p. 1290 en een proces-verbaal van nader verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 24 april 2018, p. 2.
31.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1314 en 1317.
32.Een geschrift, te weten: de uitwerking van het tapgesprek met sessienummer 2976, p. 1477.
33.Een proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen goederen van 23 maart 2017, p. 1218 en 1222; een proces-verbaal bevindingen van 23 maart 2017, p. 1312.
34.Een proces-verbaal samenvatting financieel onderzoek van 6 december 2017, p. 5001, en de daarbij behorende bijlage II contante uitgaven en ontvangsten, p. 5011.
35.Gelet op de gelijke KVI-nummers van de goederen 4 en 6, en de omstandigheid dat blijkens de KVI één vacuümmachine is aangetroffen, gaat het hof ervan uit dat slechts één vacuümmachine in beslag is genomen.
36.Gelet op de gelijke KVI-nummers van de goederen 7 en 33, en de omstandigheid dat blijkens de KVI één steekwerend vest is aangetroffen, gaat het hof ervan uit dat slechts één steekwerend vest in beslag is genomen.