ECLI:NL:GHAMS:2021:3197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
23-002655-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van nachtbril en elektrische fiets met afwijzing ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor diefstal van een nachtbril en een elektrische damesfiets. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Holland. De tenlastelegging omvatte diefstal van een nachtbril op 21 juli 2020 en een elektrische fiets op 13 juli 2018, beide in Haarlem. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, maar heeft de eerder opgelegde ISD-maatregel afgewezen. Dit gebeurde op basis van het feit dat er geen uitzicht was op een effectieve behandeling, gezien de eerdere onsuccesvolle ISD-maatregel en de weigering van de verdachte om mee te werken aan hulpverlening. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Tevens is de teruggave van in beslag genomen goederen aan zowel de verdachte als het slachtoffer gelast. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij de recidive en de houding van de verdachte zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-002655-20 (zaak A) + 23-003556-18 (zaak B) (gevoegd ter zitting van het hof)
datum uitspraak: 25 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
  • het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-188457-20 (zaak A), en
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-137647-18 (zaak B), tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg op 28 oktober 2020 (zaak A) en 1 oktober 2018 (zaak B).
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Haarlem een nachtbril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
hij op of omstreeks 13 juli 2018 te Haarlem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (elektrische) (dames)fiets (merk: Sparte, type: Pickup), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, om redenen van proces-economie, nu de strafzaken in hoger beroep zijn gevoegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
hij op 21 juli 2020 te Haarlem een nachtbril, die toebehoorde aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
hij op 13 juli 2018 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een elektrische damesfiets (merk: Sparta, type: Pickup), toebehorend aan [slachtoffer 2].
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A en B bewezenverklaarde levert
telkensop:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A bewezenverklaarde veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren. De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren.
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht niet de ISD-maatregel op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de reclasseringsrapportages, die zich in het dossier bevinden, blijkt dat het opleggen van deze maatregel niet zinvol zal zijn, omdat de verdachte meermalen te kennen heeft gegeven niet mee te zullen werken aan de maatregel. Daarnaast is de maatregel eerder aan de verdachte opgelegd. Ook dit heeft niet geleid tot enig resultaat, omdat de verdachte ook toen niet wilde meewerken. Oplegging van de ISD-maatregel zou aldus een kale detentie van lange duur betekenen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee diefstallen gepleegd, te weten van een nachtbril en van een elektrische damesfiets. De verdachte heeft door aldus te handelen te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast is diefstal een bron van hinder, schade en gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2021 is de verdachte eerder veelvuldig voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Geen ISD-maatregel
In het dossier bevindt zich een reclasseringsadvies van 8 oktober 2020, opgemaakt door Fivoor, waarin wordt geadviseerd de ISD-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen. Dit rapport houdt in – kort samengevat – dat de verdachte bekend staat als een zeer actieve veelpleger en dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. Er is al jaren sprake van een middelenproblematiek doch de verdachte wil geen gebruik maken van verslavingszorg. Al langer wordt een langdurig traject voor de verdachte geadviseerd, maar een eerder opgelegde ISD-maatregel heeft niet kunnen voorkomen dat hij wederom hiervoor in aanmerking komt. Recente diagnostiek ontbreekt, hetgeen noodzakelijk is om te kunnen komen tot een (klinisch) traject. Wat betreft Fivoor kan diagnostiek worden uitgevoerd tijdens een ISD-traject. Vanuit een ambulant traject zal de verdachte immers elke vorm van zorg mijden. Het slagen van een (klinisch) traject hangt echter af van de houding van de verdachte. Indien hij blijft weigeren mee te werken met de behandeling, zal de ISD-maatregel slechts het algemeen maatschappelijk doel dienen.
In het dossier bevindt zich tevens een reclasseringsadvies van 23 september 2021, opgemaakt door Fivoor, waarin wederom wordt geadviseerd de ISD-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen. Dit rapport houdt in – kort samengevat – dat binnen het leven van de verdachte nooit voor langere periode sprake is geweest van stabiliteit op meerdere leefgebieden. Hij heeft een zorgmijdende houding en conformeert zich niet aan de normen en waarden van de maatschappij. Tevens is sprake van een pro-criminele houding bij de verdachte.
De verdachte is eerder, op 7 augustus 2015, door het gerechtshof Amsterdam de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren opgelegd. Bij de tenuitvoerlegging van die maatregel heeft de verdachte zich niet meewerkend opgesteld en is het niet gelukt hem te laten conformeren aan zorg. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat – indien het hof de ISD-maatregel oplegt – hij wederom ‘zijn kop in het zand’ zal steken. Hij heeft te kennen gegeven niet te willen en zullen meewerken aan deze maatregel en dat hij de omgeving van de instelling voor stelselmatige daders niet als bevorderlijk ziet voor het herstel van zijn heroïneverslaving. Als de ISD-maatregel hem wat te bieden zou hebben, dan had hij meegewerkt. Hij is echter van mening, nu de eerdere ISD-maatregel niet tot resultaat bij hem heeft geleid, dat een tweede ISD-maatregel dit ook niet zal doen.
Gelet op het voorgaande constateert het hof dat thans geen uitzicht bestaat op een concrete, op de persoon van verdachte toegesneden aanpak in de vorm van een behandeling of programma in het kader van een ISD-maatregel. Daarenboven stelt het hof vast dat de in het verleden door de verdachte opgedane ervaringen met de hulpverlening, waaronder ook het doorlopen van een eerdere ISD-maatregel, bij de verdachte niet tot een blijvende verandering van zijn criminele gedrag hebben geleid. Het feit dat de verdachte consequent heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de voor de oplegging van een ISD-maatregel relevante rapportage en hij ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw heeft aangekondigd dat hij in geval van oplegging van de maatregel niet zal meewerken aan de uitvoering daarvan en de maatregel derhalve zou neerkomen op een langdurige detentie zonder zorg of begeleiding, brengt het hof tot het oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel aan deze verdachte geen passende maatregel is. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zinvol is, wijst het hof de vordering van de advocaat-generaal af.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof overweegt daarbij nog dat gelet op de frequente en snelle recidive van de verdachte een andere strafmodaliteit niet in aanmerking komt.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen goederen behoren deels toe aan de verdachte en deels aan
[slachtoffer 1]. Het hof zal de teruggave van deze goederen aan de verdachte dan wel aan [slachtoffer 1] gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A (15-188457-20) en B (15-137647-18) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A (15-188457-20) en B (15-137647-18) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Polaroid brillenkoker, beslagnummer 1167989;
1
STK Specsavers zonnebril, beslagnummer 1167992.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Nachtbril beslagnummer 1167986.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A (15-188457-20).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]