ECLI:NL:GHAMS:2021:3153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
200.272.764/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de gevolgen voor Nieuw Effect B.V. en [appellant sub 2]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten door Nieuw Effect B.V. en een andere appellant. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zij hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan ex-werknemers van PBC Techniek B.V., een vennootschap die in 2018 is ontbonden. De Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) had een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de CAO bij PBC, wat leidde tot de constatering van materiële afwijkingen en een indicatieve schadelast van € 54.241,-. De rechtbank oordeelde dat Nieuw Effect en de andere appellant als middellijke bestuurders van PBC hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schadevergoeding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Nieuw Effect c.s. hebben een rapport van Virtius Consultancy B.V. ingediend, waarin werd geconcludeerd dat er geen sprake was van onderbetaling. SNCU heeft bezwaar gemaakt tegen de toelating van dit rapport, maar het hof heeft besloten het rapport toe te laten, gezien de mogelijke betekenis ervan voor de zaak. Het hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor een akte van SNCU, waarbij het hof de verdere beslissing aanhield. De uitspraak van het hof is gedaan op 19 oktober 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.272.764/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/653686 / HA ZA 18-896
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 oktober 2021
inzake

1.NIEUW EFFECT B.V.,

gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
2.
[appellant sub 2],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. N.S. de Haas te Rotterdam,
tegen
STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN,
gevestigd te Barendrecht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam.
Partijen worden hierna Nieuw Effect, [appellant sub 2] en SNCU genoemd. Nieuw Effect en [appellant sub 2] worden gezamenlijk Nieuw Effect c.s. genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Nieuw Effect c.s. zijn bij dagvaarding van 14 januari 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen SNCU als eiseres en Nieuw Effect c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Bij de mondeling behandeling van het hoger beroep op 3 september 2021 hebben partijn hun standpunten doen toelichten, Nieuw Effect c.s. door mr. De Haas voornoemd en SNCU door mr. Kuipéri, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van spreekaantekeningen waarvan exemplaren zijn overgelegd.
Nieuw Effect c.s. hebben vóór de behandeling een productie toegezonden. SNCU heeft bezwaar gemaakt tegen de toelating daarvan.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Nieuw Effect c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van SNCU alsnog zal afwijzen, althans zal matigen, met veroordeling van SNCU – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het geding in beide instanties.
SNCU heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van Nieuw Effect c.s. in de kosten van het geding in (naar het hof begrijpt) hoger beroep, met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.24 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Zeer kort samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten, voor zover thans van belang, op het volgende neer.
2.1
[appellant sub 2] is enig bestuurder van Nieuw Effect. Nieuw Effect was indirect enig bestuurder en enig aandeelhouder van de in 2018 ontbonden vennootschap PBC Techniek B.V. (hierna: PBC). In PBC werd een uitzendonderneming gedreven.
2.2
SNCU is een door cao-partijen opgerichte stichting die toeziet op de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
2.3
SNCU heeft een onderzoek ter plaatse naar de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten laten uitvoeren bij PBC. Dit heeft geresulteerd in een “Definitieve Rapportage” van 7 september 2017, waarin staat dat materiële afwijkingen zijn geconstateerd met een indicatieve schadelast van in totaal € 54.241,- + p.m.
Het onderzoek is gedaan door middel van een steekproef bij vijftien personen en betrof drie controleperioden:
- 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014,
- 1 januari 2015 tot en met 16 september 2015 en
- 25 maart 2016 tot en met 30 september 2016.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding heeft de rechtbank op vordering van SNCU, verkort weergegeven,
Nieuw Effect en [appellant sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van:
a. € 54.241,- als schadevergoeding aan de ex-werknemers van PBC;
b. een bedrag ter hoogte van het niet tijdig aan de ex-werknemers betaalde deel van het onder a genoemde bedrag als aanvullende forfaitaire schadevergoeding aan SNCU;
c. € 58.528,- als (basale) forfaitaire schadevergoeding aan SNCU.
3.2
De rechtbank heeft hiertoe onder meer geoordeeld dat PBC verplicht was een herstelbetaling te doen van het in de “Definitieve Rapportage” genoemde bedrag van € 54.241,- (rov. 4.4 tot en met 4.6) en dat Nieuw Effect en [appellant sub 2] hiervoor hoofdelijk aansprakelijk zijn als middellijke bestuurders van PBC (rov. 4.7 tot en met 4.10). Daarnaast zijn zij naar het oordeel van de rechtbank als middellijke bestuurders van PBC hoofdelijk aansprakelijk tot betaling aan SNCU van de gevorderde bedragen als aanvullende en basale forfaitaire schadevergoeding (rov. 4.11 tot en met 4.15.2).
3.3
Op 1 september 2021 hebben Nieuw Effect c.s. een rapport van Virtius Consultancy B.V. (hierna: Virtius) aan het hof en de wederpartij toegezonden om als productie in het geding te brengen bij de mondelinge behandeling van 3 september 2021 (hierna: het rapport). Het rapport is gedateerd op 25 augustus 2021 en telt twee bladzijden. In het rapport wordt onder meer geconcludeerd (in aansluiting op grief 1 van Nieuw Effect c.s.) dat er “geen sprake [is] van een onderbetaling en (…) van de indicatieve schadelast op grond van artikel 19 en 20 ABU CAO in de controle periodes”. Bij het rapport zijn als bijlagen arbeidsovereenkomsten en
loon-/salarisspecificaties van vijf ex-werknemers van PBC gevoegd. De productie als geheel telt 57 bladzijden.
3.4
SNCU heeft het hof primair verzocht de productie niet toe te laten, zodat deze geen onderdeel vormt van de procedure tussen partijen. Hiertoe heeft SNCU aangevoerd dat het procesreglement een termijn van tien dagen voorschrijft en erop gewezen dat het bestreden vonnis van 16 oktober 2019 dateert, de memorie van antwoord van 13 oktober 2020 en het rapport van 25 augustus 2021.
3.5
Nieuw Effect c.s. hebben hiertegen aangevoerd dat zij lang bij Virtius hebben moeten aandringen op het opstellen en beschikbaar stellen van het rapport en dat zij het niet meteen op 25 augustus 2021 van de rapporteur hebben ontvangen. De advocaat van Nieuw Effect c.s. heeft het rapport een dag na ontvangst doorgezonden aan het hof en de wederpartij. In de tussentijd heeft hij het rapport besproken met zijn cliënt [appellant sub 2] .
3.6
Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen Nieuw Effect c.s. heeft aangevoerd, zoals hiervoor weergegeven onder 3.5. Gelet op de mogelijke betekenis van de productie voor de vraag of er in de onderzoeksperioden materiële afwijkingen bij PBC waren en zo ja, op welk bedrag de daaraan verbonden schadelast moet worden begroot, verzet de goede procesorde zich er in dit geval tegen dat het hof dit recente rapport buiten beschouwing laat. Hierbij moet worden bedacht dat in hoger beroep de mondelinge behandeling in het algemeen de laatste gelegenheid is tot nadere feitelijke onderbouwing van een vordering of verweer. Daarom wijst het hof het primaire verzoek van SNCU af.
3.7
SNCU heeft het hof subsidiair verzocht haar toe te staan een nadere akte te nemen in verband met het rapport. Dit verzoek zal het hof honoreren om een voldoende kennisneming en voorbereiding van een reactie voor SNCU mogelijk te maken. Nieuw Effect c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte in te dienen. De eisen van een goede procesorde verzetten zich ertegen dat partijen in de akte of de antwoordakte andere onderwerpen aan de orde stellen dan de betekenis van het rapport voor dit geding.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 16 november 2021 voor akte aan de zijde van SNCU als bedoeld onder rov. 3.7;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A.H.M. ten Dam, G.C.C. Lewin en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.