Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING FAIRFIELD COMPENSATION FOUNDATION,
1.CITCO GLOBAL CUSTODY N.V.,gevestigd te Amsterdam,
CITCO BANK NEDERLAND N.V.,
CITCO FUND SERVICES (EUROPE) B.V.,
1.De zaak in het kort
global custodian) aan beleggingsfondsen die gelden lieten beleggen en beheren door een aan deze effectenhandelaar gelieerd effectenhuis als
subcustodian. De Stichting stelt zich ten doel om de schade te verhalen die beleggers in deze fondsen hebben geleden. Colima heeft (indirect) belegd in de fondsen. De Stichting en Colima hebben de vraag aan het hof voorgelegd of Citco c.s. onrechtmatig jegens de beleggers hebben gehandeld bij de selectie, aanstelling en monitoring van het effectenhuis als
subcustodian. Ook is aan de orde of Citco c.s. aansprakelijk zijn voor het effectenhuis als niet-ondergeschikte. Verder heeft het hof te oordelen over de vraag of Citco c.s. zich schuldig hebben gemaakt aan het openbaar maken van onjuiste/misleidende informatie.
3.Feiten
ponzi scheme) van Bernard L. Madoff (hierna: Madoff ) en zijn effectenhuis Bernard L. Madoff Investment Securities LLC (hierna: BLMIS ) aan het licht.
feeder funds. Deze fondsen trokken geld aan van derden en lieten dat vervolgens (vrijwel) volledig beheren door BLMIS . De vele miljarden aangetrokken Amerikaanse dollars werden door Madoff vaak niet belegd, maar gebruikt om aan uittredende beleggers een zogenaamde
redemptionuit te keren, dat wil zeggen hun inleg en de tot dan toe fictief daarmee verkregen opbrengsten.
investment manager(beheerder) van de Fairfield fondsen. Fairfield Greenwich (Bermuda) Limited heeft aan BLMIS mandaat verleend om op te treden als
sub-investment managerter zake van het aan BLMIS door de Fairfieldfondsen ter beschikking gestelde vermogen.
custodianen CGC als
depository(ook wel aangeduid als
depositary) opgetreden. In dit kader zijn deze partijen op 17 juli 2003 een Brokerage and Custody Agreement overeengekomen (hierna: de Custodian Agreement Sentry I). Ter vervanging van de Custodian Agreement Sentry I zijn deze partijen op 3 juli 2006 een nieuwe Custodian Agreement aangegaan (hierna: de Custodian Agreement Sentry II).
custodianopgetreden en CBN als haar bank en
broker.In dit kader zijn deze partijen op 12 augustus 2003 een Brokerage and Custody Agreement (hierna: de Custodian Agreement Sigma) aangegaan.
custodianopgetreden en CBN als haar
broker.In dit kader zijn deze partijen op 25 oktober 2002 een Brokerage and Custody Agreement (hierna: de Custodian Agreement Lambda) aangegaan.
administrator. Hiertoe heeft CFS op 20 februari 2003 met Sentry en Sigma en op 16 juli 2003 met Lambda een Administration Agreement gesloten (hierna: respectievelijk de Administration Agreement Sentry, de Administration Agreement Sigma en de Administration Agreement Lambda).
3.Depositary
4.Appointment of further Sub-Custodians
6.Powers and Duties of the Custodian
8.Liability and Indemnification of Custodian and Depositary
custodiansteeds BLMIS benoemd tot
sub-custodian. Er bevindt zich in het dossier een niet ondertekende overeenkomst, waarin (onder meer) staat:
1.Sub-Custodian agreement
Private Placement Memoranda(hierna: PPM’s) uitgegeven ten behoeve van investeerders die interesse hadden om in deze fondsen te investeren. Het PPM van Sentry d.d. 14 augustus 2006 bevat onder meer de volgende bepalingen, voor zover van belang:
redemptions) niet meer voldoen uit het aangetrokken geld van nieuwe investeerders. Dit heeft ertoe geleid dat Madoff uit eigen beweging heeft bekend dat hij – kort gezegd – een piramidespel had opgetuigd en dat het aan hem en BLMIS toevertrouwde geld in werkelijkheid niet steeds belegd was. Madoff is vervolgens gearresteerd en veroordeeld.
4.Beoordeling
subcustodian. Citco c.s. hebben voorts geen zorgplicht jegens investeerders geschonden. De Stichting c.s. hebben onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat Citco c.s. redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het niet goed zat bij BLMIS . Citco c.s. zijn voorts niet tekortgeschoten in hun contractuele verplichtingen jegens de Fairfieldfondsen. CFS treft geen verwijt ten aanzien van de door haar gepubliceerde Net Asset Value per Share (NAV) omdat zij niet wist en ook niet hoefde te vermoeden dat de informatie voor de berekening van de NAV (afkomstig van BLMIS ) niet juist was. Aan de vraag of Citco c.s. risicoaansprakelijk is (ex art. 6:171 BW) voor het onrechtmatig handelen van BLMIS als niet-ondergeschikte komt de rechtbank niet toe omdat deze grondslag door de Stichting c.s. te laat naar voren is gebracht.
global)
custodianmag worden verwacht, wordt het volgende in aanmerking genomen.
global custodian.De Fairfieldfondsen hebben PPM’s uitgegeven, waaruit volgt dat participaties in de Fairfieldfondsen alleen werden uitgegeven aan professionele beleggers (
professional investors) en dat een minimale inleg van $ 100.000 van toepassing was (zie r.o. 3.9).
custodianrespectievelijk
subcustodian) enerzijds en het vermogen van de Fairfieldfondsen anderzijds.
subcustodianvoor de Fairfieldfondsen aangehouden beleggingen adequaat waren afgescheiden van het vermogen van BLMIS zelf. CBN en CGC hebben daartoe juridisch advies ingewonnen (via het advocatenkantoor Clifford Chance te Amsterdam) van Clifford Chance te New York. Citco c.s. hebben een memorandum d.d. 8 februari 1995 van Clifford Chance te New York overgelegd waarin de vraag is beantwoord wat de rechten van CGC zijn ten aanzien van de bij BLMIS voor de Fairfieldfondsen gehouden portefeuille indien BLMIS aan een insolventieprocedure zou worden onderworpen. De Stichting c.s. hebben onvoldoende weersproken dat dit advies een bevestiging gaf dat BLMIS voldoende
bankruptcy remotewas om als
subcustodiante dienen. Citco c.s. hebben voorts rapportages overgelegd (van september 2005 en mei 2008) waaruit onder meer blijkt dat de bij BLMIS aangehouden effecten op naam stonden van (
for account) CBN/CGC. CBN en CGC hebben aldus voldoende zorg betracht om zeker te stellen dat sprake was van adequate vermogensscheiding met het oog op bescherming van het bewaarde kapitaal tegen verlies of misbruik. Dat CBN en CGC al vanaf september 1994 als
custodianvoor Sentry optraden en dat het advies van Clifford Chance pas enkele maanden later is verkregen, respectievelijk dat de overgelegde rapportages van 2005 en 2008 dateren, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat CBN en CGC niet aan hun verplichtingen in het kader van vermogensscheiding hebben voldaan.
subcustodianBLMIS . Vanaf 2007 volgt dit uit het bepaalde in art. 165a BGfo Wft.
global custodianen de aanstelling van BLMIS als
subcustodianhebben beoordeeld (i) of BLMIS onder toezicht stond, (ii) wat de reputatie van BLMIS was en (iii) of sprake was van voldoende vermogensscheiding (zoals hiervoor besproken).
subcustodianmoet worden bedacht dat de Fairfieldfondsen, zoals Citco c.s. onweersproken hebben aangevoerd, reeds gedurende langere tijd gelden investeerden in BLMIS . Hoewel pas in de Custodian Agreement Sentry II van 3 juli 2006 de verplichting werd opgenomen (
compelled) om BLMIS aan te stellen als
subcustodian, hebben de Stichting c.s. onvoldoende weersproken dat het van aanvang af (dus ook vóór 3 juli 2006) uitdrukkelijk de bedoeling van de Fairfieldfondsen was dat CBN en CGC BLMIS zouden inschakelen als
subcustodian. De Fairfieldfondsen wilden immers, zoals ook is vermeld in de PPM’s, investeren in de door BLMIS als
investment managergehanteerde
split strike conversion strategy. De Stichting c.s. hebben, onder verwijzing naar het rapport van [A] (par. 38), gesteld dat dit niet wegneemt dat CBN en CGC ook een ander dan BLMIS als
subcustodianhadden kunnen aanstellen. Voldoende aangetoond is echter dat juist vanwege de
split strike conversion strategyde beleggingen werden gehouden op rekeningen (
accounts) van BLMIS als
subcustodian. In het PPM uit augustus 2006 (zie r.o. 3.9) is dit ook met zoveel woorden vermeld (
as a result of). Het vorenstaande neemt evenwel niet weg dat, zoals de Stichting c.s. terecht hebben betoogd, CBN en CGC zich wat betreft de selectie en aanstelling van BLMIS als
subcustodianniet kunnen verschuilen achter de Fairfieldfondsen. CBN en CGC hadden een eigen verantwoordelijkheid. Daaraan hebben zij echter voldaan, gelet op het volgende.
subcustodianonder toezicht stond van de
Securities and Exchange Commission(SEC), hetgeen het geval was.
due diligence) onderzoek bij de selectie en aanstelling van BLMIS als
subcustodian. De omstandigheid dat BLMIS de functies van
broker,
subinvestment manageren
subcustodiancombineerde dwong daar ook niet toe. Ook indien moet worden aangenomen dat een dergelijke combinatie van functies (hoogst) ongebruikelijk was (Citco c.s. betwisten dit), vormde deze omstandigheid onvoldoende aanleiding voor verder (
due diligence) onderzoek. Daarvoor is redengevend dat BLMIS onder toezicht van de SEC stond, Madoff een goede reputatie had én de combinatie van functies niet verboden was. De Fairfieldfondsen wisten bovendien dat BLMIS de functies van
broker,
subinvestment manageren
subcustodianvervulde en deze rollen van BLMIS waren voorts beschreven in de PPM’s, zodat ook de investeerders daarvan op de hoogte waren of bij een redelijkerwijs van hen te verlangen onderzoek hadden kunnen zijn.
subcustodiande interne controlemaatregelen bij BLMIS of de operationele inrichting van BLMIS niet nader te onderzoeken. Er waren onvoldoende aanwijzingen dat er iets schortte aan de interne organisatie van BLMIS . De Stichting c.s. hebben onvoldoende toegelicht dat het zonder meer verplicht of gebruikelijk was om bij de aanstelling of selectie van een
subcustodiande interne (beheers)organisatie van de
subcustodiante (laten) onderzoeken, controleren of rapportages daaromtrent op te vragen. Uit het rapport van [A] kan dit ook niet worden opgemaakt. Dat de externe accountant van BLMIS geen accountant van de “big four” was, is eveneens onvoldoende om te kunnen oordelen dat CBN en CGC bij de selectie en aanstelling nader onderzoek hadden moeten (laten) verrichten. De Stichting c.s. hebben onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat CBN en CGC voldoende aanwijzingen hadden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de externe accountant van BLMIS .
due diligenceen (ii) door het ontvangen van maandelijkse rapportages. Citco c.s. hebben ter illustratie van de jaarlijkse
due diligenceeen door hen opgestelde en door BLMIS ingevulde en van de gevraagde bijlagen voorziene vragenlijst uit 2007 en een tweetal voorbeelden van maandelijkse rapportages (van september 2005 en mei 2008) in het geding gebracht.
compliance) functies binnen BLMIS werden vervuld door familieleden van Madoff kan achteraf gezien wellicht als een signaal voor onregelmatigheden worden beschouwd, maar vormde in de relevante periode, gezien de bijgevoegde curricula vitae van deze familieleden en de reputatie van Madoff , onvoldoende aanleiding voor verder onderzoek.
Are you SAS70 compliant? If yes, please provide us with a copy of your latest report”, heeft BLMIS in de overgelegde vragenlijst uit 2007 geantwoord “
Yes. See enclosed internal controls report.” Als bijlage is door BLMIS toegevoegd een rapport met de titel “
independent auditors’ report on internal control” van Friehling & Horowitz (Certified Public Accountants).
Based on this understanding and on our study, we believe that the Company’s practices and procedures were adequate at October 31, 2006 to meet the SEC’s objectives.”. Dit was in het kader van de verplichting om BLMIS te monitoren voldoende. CBN en CGC waren niet gehouden om een SAS70-rapport te verlangen. De Stichting c.s. hebben ook niet inzichtelijk gemaakt dat het eisen van een SAS70-rapport zonder meer verplicht was. Dit volgt ook niet uit het rapport van [A] .
for accountvan CBN en CGC verrichte transacties en gehouden posities. CBN en CGC behoefden er niet op bedacht te zijn dat deze rapportages vervalst waren/konden zijn. Op basis van deze transactieoverzichten heeft CFS controlewerkzaamheden verricht door de gekochte en verkochte effecten te vergelijken met openbare bronnen als Bloomberg en Reuters.
subcustodianin strijd hebben gehandeld met (toezichts)wet- en regelgeving en/of hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam (
global)
custodianmag worden verwacht.
broker,
subinvestment manageren
subcustodian) in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding vormde voor nader onderzoek door CBN en CGC. CBN en CGC hebben geen (bijzondere) zorgplicht jegens de investeerders geschonden door geen nader onderzoek te verrichten naar de systematische risico’s van de bedrijfsvoering van BLMIS . Er waren onvoldoende aanwijzingen op grond waarvan CBN en CGC redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat er iets schortte aan de bedrijfsvoering van BLMIS .
In de global custody industrie wordt alvorens een (global) custody bank een overeenkomst sluit met een sub-custodian een zogeheten due diligence onderzoek uitgevoerd.”. Hij licht voorts toe (par. 49) dat de gangbare benadering (een
due diligenceonderzoek) reeds wordt aangetroffen in een rapportage van de
International Securities Services Association(ISSA) van 1992, waarin als speciaal risico verbonden aan de benoeming van een
subcustodianmet name het insolventierisico en de risicobeperkende maatregelen die in dat kader kunnen worden getroffen door de delegerende
custodianworden beschreven. Hiervoor is reeds overwogen dat CBN en CGC voldoende hebben onderzocht of er bij BLMIS sprake was van een adequate vermogensscheiding en dat CBN en CGC naar de destijds geldende maatstaven niet gehouden waren om een (verdergaand)
due diligenceonderzoek te doen naar de (risico’s van de) interne controle- en beheersmaatregelen (de inrichting) van BLMIS .
subcustodiansrekening hadden moeten houden met de belangen van de investeerders in de Fairfield fondsen, waren zij in de gegeven omstandigheden niet gehouden tot het doen van (meer) onderzoek naar de (risico’s van de) interne processen bij BLMIS of het treffen van (verdergaande) maatregelen in het kader van de selectie, aanstelling of monitoring van BLMIS als
subcustodian. CBN en CGC hadden, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, moeten zorgdragen voor een getekende
subcustodianovereenkomst. De door de Stichting c.s. gestelde schade is echter geen gevolg van het ontbreken van een getekende
subcustodianovereenkomst. Het gaat er de Stichting c.s. met name om dat CBN en CGC bij hun afspraken met BLMIS hebben nagelaten om de belangen van de investeerders voldoende te borgen. Volgens de Stichting c.s. was het in de relevante periode in de markt gebruikelijk (en bestond er in dit geval aanleiding) om – in het economisch belang van de collectieve investeerders – aanvullende (redelijke) risicobeperkende maatregelen overeen te komen met de
subcustodian( BLMIS )
.Hun verwijzing naar het rapport van [A] is in dit verband echter onvoldoende. De stelling dat CBN en CGC in dit geval bij BLMIS hadden moeten aandringen op separate rekeningen bij DTC, alsmede dat een redelijk bekwame
custodybank het ertoe zou hebben geleid dat een door haar aangestelde onafhankelijke auditor periodiek onderzoek zou doen in de administratie van DTC naar de (beweerdelijk) door BLMIS uitgevoerde transacties en gecrediteerde effectentegoeden, volgt het hof niet (zoals al volgt uit het slot van r.o. 4.13). Daarbij is van belang dat onvoldoende weersproken is dat DTC geen informatie aan derden verstrekt en dat het CBN en CGC niet vrijstond om DTC te benaderen om informatie op te vragen over de door BLMIS aangehouden effectendepots. Voorts verwerpt het hof het betoog dat CBN en CGC voldoende aanwijzingen hadden om te betwijfelen dat de externe accountant van BLMIS onafhankelijk was en in het belang van de investeerders een onafhankelijke
auditorhadden moeten aanstellen (zie ook het slot van r.o. 4.11).
subcustodianin opdracht van CBN en CGC als
custodiande werkzaamheden uitvoerde ter uitoefening van het bedrijf van CBN en CGC.
split strike conversion strategyvan BLMIS en dat deze investeringen (giraal) zouden worden gehouden in “
accounts” van BLMIS als
subcustodian. Voor de investeerders was derhalve duidelijk kenbaar, althans had dat redelijkerwijs kunnen zijn, dat de daadwerkelijke
custodywerkzaamheden werden verricht door BLMIS en niet door CBN of CGC. Van een eenheid van onderneming van CBN/CGC en BLMIS was daarbij geen sprake. CBN/CGC als
custodianen BLMIS als
subcustodianhadden in dit geval duidelijk andere taken, zoals ook volgt uit hetgeen eerder in dit arrest is overwogen. In die omstandigheden kan niet worden gezegd dat BLMIS als
subcustodianwerkzaamheden verrichtte ter uitoefening van het bedrijf van CBN en CGC. Dit betekent dat art. 6:171 BW reeds om die reden toepassing mist. Grief 6 faalt.
subcustodian. Volgens de PPM’s zouden CBN/CGC zorgdragen voor een “
reasonable skill, care and diligence” bij de selectie en een “
appropriate level of supervision” bij de (periodieke) monitoring. Uit hetgeen bij de bespreking van de grieven 2 tot en met 5 is overwogen, volgt dat CBN en CGC daaraan hebben voldaan, zodat geen sprake is van misleiding en het beroep van de Stichting c.s. op art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 (oud en nieuw) BW en art. 6:162 BW reeds daarom faalt.
custodianop zich heeft genomen, baat dat hun niet, aangezien niets is gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat dit schade voor de Stichting c.s. heeft veroorzaakt.