ECLI:NL:GHAMS:2021:314

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
200.264.942/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen oud-notaris over royementsvolmacht en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft klager, eigenaar van een monumentaal pand, een klacht ingediend tegen een oud-notaris. De klacht betreft de doorhaling van een hypotheek op het pand, die volgens klager zonder geldige volmacht is uitgevoerd. Klager had het pand in 2015 verkocht, maar de verkoopopbrengst was onvoldoende om de bank te voldoen. Daarom werd de ex-echtgenote van klager verzocht om een royementsvolmacht te verlenen. Deze volmacht werd ondertekend, maar klager betwist de geldigheid ervan, stellende dat deze onder druk is gegeven. De oud-notaris heeft de hypotheek doorgehaald, wat klager als onzorgvuldig beschouwt en als valsheid in geschrifte aanmerkt.

De kamer voor het notariaat heeft de klacht van klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat klager geen belang zou hebben bij de klacht. Klager was weliswaar partij bij de hypotheekakte, maar de doorhaling was een eenzijdige rechtshandeling van zijn ex-echtgenote. Klager heeft in hoger beroep betoogd dat hij wel degelijk belang heeft bij de klacht, onder andere omdat hij aansprakelijk wordt gesteld door zijn ex-echtgenote. Het hof heeft echter geoordeeld dat klager geen rechtstreeks of indirect belang heeft bij de klacht, en heeft de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof concludeert dat de klacht terecht niet-ontvankelijk is verklaard, en bevestigt de eerdere beslissing van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.264.942/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/347507/KL RK 18-191
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 februari 2021
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[oud-notaris] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C. Bruin, advocaat te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna klager en de oud-notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klager heeft op 2 augustus 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 8 juli 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:40). Op 18 oktober 2019 heeft klager zijn beroepschrift aangevuld en producties overgelegd.
1.2.
De notaris heeft op 10 december 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2020. Klager en de oud-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten in deze zaak komen neer op het volgende.
2.1.
Klager was in 2015 eigenaar van een monumentaal pand gelegen aan de [adres] . Dit pand was bezwaard met meerdere hypothecaire inschrijvingen en beslagen, waaronder niet alleen de hypotheekrechten van 19 juli 1999 en 4 februari 2003 ten gunste van (thans) ABN Amro (hierna: de bank), maar ook een hypotheekrecht ten gunste van mevrouw [X] , de ex-echtgenote van klager (hierna: de ex-echtgenote van klager).
2.2.
Op 12 juli 2015 heeft klager het pand verkocht aan de heer [koper] (hierna: de koper). Omdat de verkoopopbrengst onvoldoende was om de bank als eerste hypotheekhouder te voldoen, is omstreeks 17 september 2015 aan (onder meer) de ex-echtgenote van klager verzocht om een royementsvolmacht te verlenen, zodat het pand onbezwaard aan de koper geleverd zou kunnen worden.
2.3.
Op 27 september 2015 heeft de ex-echtgenote van klager deze royementsvolmacht ondertekend en daarbij handgeschreven toegevoegd:
“Deze volmacht is alléén geldig ten behoeve van de overdracht verkoop aan dhr. [koper] van [adres] , mits gepasseerd voor 1 november 2015.’’
Voorts is in het kopje “
VERKLAART ONHERROEPELIJK VOLMACHT TE GEVEN AAN’’ het woord “
ONHERROEPELIJK’’ doorgehaald.
Tenslotte is onderaan de verklaring handgeschreven toegevoegd: “
getekend onder druk en tegen mijn wil’’.
En onder de handtekening van de volmachtgeefster: “
Ik behoud mij ondubbelzinnig het recht voor alle betrokkenen bij deze transactie en aan deze transactie direct of indirect gerelateerde zaken aansprakelijk te stellen voor door mij geleden en in de toekomst nog te lijden schade.’’
2.4.
De aanvankelijk op 1 november 2015 beoogde levering van het pand is vanwege omstandigheden zowel aan de kant van de koper als de verkoper uitgesteld tot 27 november 2015.
2.5.
Op 11 december 2015 is middels een akte verleden door de oud-notaris, bij het kadaster doorgehaald de hypotheek Hyp 3 deel [deel] nummer [nummer] , die rustte op het eerder genoemde registergoed zijnde de inschrijving ten behoeve van de ex-echtgenote.
2.6.
Sinds 1 september 2018 is aan het kantoor van de oud-notaris verbonden mr. [kandidaat-notaris] als kandidaat-notaris (hierna: de kandidaat-notaris). Met ingang van 1 oktober 2018 is de kandidaat-notaris benoemd tot zware waarnemer van het vacante protocol van de oud-notaris.
2.7.
Begin december 2018 heeft klager met de kandidaat-notaris over genoemde doorhaling van de hypotheek gecorrespondeerd.

3.Standpunt van klager

Klager verwijt de oud-notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
a. a) De oud-notaris heeft zonder volmacht een hypotheek doorgehaald/door laten halen;
b) De oud-notaris heeft de akte van levering gepasseerd op basis van een valse verklaring;
c) De oud-notaris heeft hiermee valsheid in geschrifte gepleegd.

4.Beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat.
4.2.
De kamer heeft de klacht van klager tegen de oud-notaris niet-ontvankelijk verklaard omdat klager daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 99 lid 1 van de Wna. De kamer heeft daartoe het volgende overwogen. Klager heeft de klacht namens zichzelf ingediend en niet namens de volmachtgeefster. Klager was destijds weliswaar als hypotheekgever partij bij het passeren van de hypotheekakte, maar dit neemt niet weg dat het nadien doorhalen van de hypotheek een eenzijdige rechtshandeling van de hypotheeknemer/volmachtgeefster is. De stelling van klager dat de volmachtgeefster hem aansprakelijk stelt voor de gevolgen van de doorhaling op basis van een niet valide royementsvolmacht, heeft klager op geen enkele manier onderbouwd of aannemelijk gemaakt. De kamer heeft ook geen aanknopingspunten gezien om te veronderstellen dat deze aansprakelijkstelling op deze gronden zich daadwerkelijk voordoet. Maar ook wanneer wel aannemelijk zou zijn gemaakt dat de volmachtgeefster klager op bedoelde gronden aansprakelijk stelt, dan nog, gezien de verdere feiten en omstandigheden in deze zaak, staat daarmee naar het oordeel van de kamer het tuchtrechtelijk te beschermen belang van klager om de oud-notaris hiervoor (tuchtrechtelijk) aan te spreken niet vast.
4.3.
Klager betoogt in hoger beroep dat zijn klacht ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij voldoende belang heeft bij de klacht. De doorhaling van het hypotheekrecht was weliswaar een eenzijdige rechtshandeling, maar klager is partij in de hypotheekakte en het ging om levering van een pand waarvan klager eigenaar was. Verder volgt zijn belang uit de in eerste aanleg door hem aangekondigde en thans overgelegde aansprakelijkstelling door zijn ex-echtgenote. Daarnaast heeft de kamer ten onrechte het immateriële belang van klager niet in aanmerking genomen. Klager heeft met zijn ex-echtgenote (volmachtgeefster) afspraken gemaakt waar hij zich door toedoen van de oud-notaris niet aan kan houden.
4.4.
Het hof is, met de kamer, van oordeel dat klager geen rechtstreeks en ook geen indirect of afgeleid belang heeft bij de door hem ingediende klacht. De omstandigheid dat hij partij in de hypotheekakte was alsmede eigenaar van het pand dat geleverd werd, neemt – zoals de kamer terecht heeft geoordeeld – niet weg dat het nadien doorhalen van de ten gunste van zijn ex-echtgenote gevestigde hypotheek op het pand een eenzijdige rechtshandeling van zijn ex-echtgenote was. Indien en voor zover de daartoe door zijn ex-echtgenote afgegeven volmacht aan een wilsgebrek zou lijden, heeft dit dus geen betrekking op een eigen belang van klager. De overgelegde aansprakelijkstelling van zijn ex-echtgenote doet hieraan niet af, al was het alleen al omdat deze geen betrekking heeft op een eventueel onjuist handelen van de notaris. Voor zover klager in hoger beroep nog bezwaren heeft geuit tegen de onderhandse verkoop van het pand, is het hof van oordeel dat het juist in het belang van klager is geweest dat het pand vrij van hypothecaire inschrijvingen werd geleverd mede gezien het feit dat klager met deze verkoop heeft ingestemd.
4.5.
Gelet op het voorgaande verenigt het hof zich met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dat oordeel berust. Dit betekent dat de klacht van klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

5.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, A.R. Sturhoofd en
J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021 door de rolraadsheer.