ECLI:NL:GHAMS:2021:313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
200.263.667/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een kandidaat-notaris inzake royementsvolmacht en doorhaling hypotheek

In deze zaak heeft klager op 2 augustus 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 8 augustus 2019 een klacht van klager tegen de kandidaat-notaris ongegrond verklaarde. Klager verwijt de kandidaat-notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld in verband met de doorhaling van een hypotheek op een monumentaal pand dat hij in 2015 verkocht. De ex-echtgenote van klager had een royementsvolmacht ondertekend, maar met voorwaarden die de kandidaat-notaris niet in acht zou hebben genomen. De kandidaat-notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij niet onder het notarieel tuchtrecht valt, omdat hij als zware waarnemer van de oud-notaris handelde. Het hof oordeelt dat de klacht ontvankelijk is en dat de kandidaat-notaris wel degelijk onderworpen is aan het tuchtrecht. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer, waarbij de klachtonderdelen ongegrond zijn verklaard. De kandidaat-notaris heeft adequaat gereageerd op de klachten van klager en er zijn geen steekhoudende argumenten ingebracht die tot een ander oordeel leiden.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.263.667/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/347507/18-190
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 februari 2021
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[kandidaat-notaris] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de kandidaat-notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klager heeft op 2 augustus 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 8 augustus 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:40). Op 18 oktober 2019 heeft klager zijn beroepschrift aangevuld en producties overgelegd.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft op 11 december 2019 een verweerschrift
– met bijlage – bij het hof ingediend.
1.3.
Op 6 maart 2020 heeft het hof van de kandidaat-notaris een nadere productie ontvangen.
1.4.
Het hof heeft voorts de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2020. Klager en de kandidaat-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten in deze zaak komen neer op het volgende.
2.1.
Klager was in 2015 eigenaar van een monumentaal pand gelegen aan de [adres] . Dit pand was bezwaard met meerdere hypothecaire inschrijvingen en beslagen, waaronder niet alleen de hypotheekrechten van 19 juli 1999 en 4 februari 2003 ten gunste van (thans) ABN Amro (hierna: de bank), maar ook een hypotheekrecht ten gunste van mevrouw [X] , de ex-echtgenote van klager (hierna: de ex-echtgenote van klager).
2.2.
Op 12 juli 2015 heeft klager het pand verkocht aan de heer [koper] (hierna: de koper). Omdat de verkoopopbrengst onvoldoende was om de bank als eerste hypotheekhouder te voldoen, is omstreeks 17 september 2015 aan (onder meer) de ex-echtgenote van klager verzocht om een royementsvolmacht te verlenen, zodat het pand onbezwaard aan de koper geleverd zou kunnen worden.
2.3.
Op 27 september 2015 heeft de ex-echtgenote van klager deze royementsvolmacht ondertekend en daarbij handgeschreven toegevoegd:
“Deze volmacht is alléén geldig ten behoeve van de overdracht verkoop aan dhr. [koper] van [adres] ), mits gepasseerd voor 1 november 2015.’’
Voorts is in het kopje “
VERKLAART ONHERROEPELIJK VOLMACHT TE GEVEN AAN’’ het woord “
ONHERROEPELIJK’’ doorgehaald.
Tenslotte is onderaan de verklaring handgeschreven toegevoegd: “
getekend onder druk en tegen mijn wil’’.
En onder de handtekening van de volmachtgeefster: “
Ik behoud mij ondubbelzinnig het recht voor alle betrokkenen bij deze transactie en aan deze transactie direct of indirect gerelateerde zaken aansprakelijk te stellen voor door mij geleden en in de toekomst nog te lijden schade.’’
2.4.
De aanvankelijk op 1 november 2015 beoogde levering van het pand is vanwege omstandigheden zowel aan de kant van de koper als de verkoper uitgesteld tot 27 november 2015.
2.5.
Op 11 december 2015 is middels een akte verleden door notaris [oud-notaris] (hierna: de oud-notaris), bij het kadaster doorgehaald de hypotheek Hyp 3 deel [deel] nummer [nummer] , die rustte op het eerder genoemde registergoed zijnde de inschrijving ten behoeve van de ex-echtgenote.
2.6.
De kandidaat-notaris is sinds 1 september 2018 aan het kantoor van de oud-notaris verbonden. Met ingang van 1 oktober 2018 is de kandidaat notaris benoemd tot zware waarnemer van het vacante protocol van de oud-notaris.
2.7.
Begin december 2018 heeft klager met de kandidaat-notaris over genoemde doorhaling van de hypotheek gecorrespondeerd.

3.Standpunt van klager

3.1.
Klager verwijt de kandidaat-notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
a. a) De kandidaat-notaris heeft nagelaten actie te ondernemen nadat hij erop is aangesproken dat de oud-notaris zonder volmacht een hypotheek heeft laten doorhalen en de akte van levering heeft gepasseerd op basis van een valse verklaring, waarmee de oud-notaris valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
b) De kandidaat-notaris heeft klager onjuist voorgelicht over de situatie op kantoor ten tijde van indiening van de klacht. Het was klager niet duidelijk of de oud-notaris nog op het kantoor werkzaam was of niet.

4.Beoordeling

4.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de kandidaat-notaris ongegrond verklaard.
Ontvankelijkheid
4.2.
In zijn verweer in hoger beroep heeft de kandidaat-notaris aangevoerd dat de klacht van klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De klacht ziet op handelen van de kandidaat-notaris in de periode waarin hij zware waarnemer was van het vacante protocol van de oud-notaris. Volgens de kandidaat-notaris valt de zware waarnemer volgens de huidige Wet op het notarisambt (Wna) niet onder het notarieel tuchtrecht. De kandidaat-notaris verwijst in dit verband naar een artikel van 15 februari 2020 in WPNR2020/7270 van prof. mr. A.L.G.A. Stille en mr. P. Blokland. In het artikel wordt de definitie van het begrip kandidaat-notaris in art. 1, lid 1, aanhef en onder c, Wna besproken. In die bepaling is niets opgenomen over degene die, geen notaris of toegevoegd-notaris zijnde, het notarisambt waarneemt. De conclusie van het artikel is dat de kandidaat-notaris die tot waarnemer wordt benoemd niet langer kandidaat-notaris is en dus gedurende de waarneming niet onderworpen is aan tuchtrecht en toezicht.
4.3.
Dat de waarnemer in de begripsbepalingen van art. 1 Wna niet apart is genoemd is naar het oordeel van het hof een kennelijke vergissing van de wetgever. Doel van de Wna is onmiskenbaar om allen die belast zijn met de uitoefening van het notarisambt aan het tuchtrecht te onderwerpen. Er is geen enkel aanknopingspunt in de Wna of de wetsgeschiedenis te vinden dat de wetgever de tot waarnemer benoemde kandidaat-notaris hiervan heeft willen uitzonderen. Uit de artikelen 28 en 29 Wna volgt expliciet dat het tuchtrecht ook betrekking heeft op de waarnemer. Een redelijke uitleg van de wet brengt mee dat de tot waarnemer benoemde kandidaat-notaris aan het tuchtrechtelijk toezicht onderworpen blijft. De klacht van klager is dan ook ontvankelijk.
Klachtonderdelen a en b
4.4.
De kamer heeft geoordeeld dat de kandidaat-notaris deze klachtonderdelen gemotiveerd heeft bestreden. De kandidaat-notaris heeft aan de hand van afschriften van e-mails toegelicht dat hij tijdig en inhoudelijk adequaat gereageerd heeft op de correspondentie van klager in deze zaak, zowel voor wat betreft de inhoudelijke behandeling van de zaak als voor wat betreft de niet verdere aanwezigheid/werkzaamheid van de oud-notaris op kantoor. Klager heeft tegen dit verweer van de kandidaat-notaris geen (steekhoudende) argumenten ingebracht. De kamer heeft deze klachtonderdelen ongegrond bevonden. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust. In hoger beroep heeft klager geen nadere argumenten aangevoerd, die tot een ander oordeel leiden.

5.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, A.R. Sturhoofd en
J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021 door de rolraadsheer.