Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
LEGATEN KLEINKINDEREN
mijn kleindochter [A] , dochter van mijn zoon [klager], (…), een bedrag ter grootte van de legitieme van mijn genoemde zoon [klager], evenwel onder de verplichting voor haar om dit bedrag, mocht mijn zoon [klager] een beroep op zijn legitieme portie doen, voor haar rekening te nemen onder vrijwaring van de erfgenamen deswege.
mijn twee kleinkinderen (…), kinderen van mijn voornoemde dochter (…), een bedrag in geld. (…)”
Ondanks een expliciete toezegging gedaan bij e-mailbericht d.d. 29 november 2017 namens u door mevrouw [B] is tot op heden de betreffende informatie van u nog steeds niet verkregen mogen worden met betrekking tot de lichamelijke – en geestesgesteldheid waarin de overledene [vader] in verkeerde op het moment van het opmaken van het testament.
Op uw uitdrukkelijke verzoek, laat ik u hierbij weten dat mij bij een tweetal ontmoetingen met [vader] in december(hof: bedoeld zal zijn november)
2016, niet is gebleken van enige mate van wilsonbekwaamheid.
Met betrekking tot het d.d. 14 november 2017(hof: bedoeld zal zijn 2016)
verleden testament is het toch zo dat, in geval [klager] een beroep doet op zijn legitieme, in feite diens dochter, de kleindochter van de overledene, [A] geen uitkering van de legitieme in dat verband uit de nalatenschap zal verkrijgen?
Uw aanname is correct.