ECLI:NL:GHAMS:2021:3111

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
23-001257-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep bij gebrek aan rechtsgeldige volmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 mei 2020, waarbij de verdachte was vrijgesproken. De officier van justitie had op 11 juni 2020 hoger beroep ingesteld, maar dit gebeurde zonder een rechtsgeldige schriftelijke volmacht. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, omdat de vereiste handtekening ontbrak. Het hof heeft vastgesteld dat de handtekening onder de akte van hoger beroep niet die van de officier van justitie was, waardoor het hoger beroep niet rechtsgeldig was ingesteld. Het hof oordeelde dat de e-mail van de officier van justitie niet voldeed aan de eisen voor een schriftelijke volmacht en dat er geen andere rechtsgeldige volmacht was verstrekt binnen de appeltermijn. De advocaat-generaal had betoogd dat er tijdens de coronamaatregelen afspraken waren gemaakt die het mogelijk maakten om zonder natte handtekening hoger beroep in te stellen, maar het hof volgde deze redenering niet. Het hof concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, omdat het verzuim om een rechtsgeldige volmacht te verstrekken niet tijdig was hersteld. De beslissing van het hof was dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001257-20
datum uitspraak: 19 oktober 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-276063-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd. Het vonnis gewezen op 29 mei 2020.
Tot de stukken van het geding behoort een akte instellen hoger beroep die inhoudt dat op 11 juni 2020 ter griffie van de rechtbank de officier van justitie verscheen en dat deze verklaarde hoger beroep in te stellen tegen voormeld vonnis. Deze akte is voorzien van een handtekening van de griffier en van ‘de comparant’.
Aan die akte is gehecht een emailbericht van dezelfde officier van justitie van 11 juni 2020, gericht aan de strafgriffie van de rechtbank Noord-Holland die het volgende inhoudt:
Middels deze mail machtig ik de griffier van de rechtbank Noord-Holland uitdrukkelijk om namens ondergetekende appel in te stellen in de navolgende strafzaken:
(…)
[verdachte] 15/276063-19.
Ik ontvang graag een bevestiging van ontvangst van onderhavige mail en de appelakte.
Op 4 augustus 2021 heeft een zogeheten regiezitting in deze zaak plaatsgevonden bij dit hof. De raadsman heeft voorafgaand aan die zitting in een e-mailbericht aan het hof laten weten dat hij een preliminair verweer wenst te voeren met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep. Het onderzoek is vervolgens geschorst tot de zitting van 5 oktober 2021.
Op 4 oktober 2021, een dag voor de terechtzitting in hoger beroep, is bij het hof een e-mailbericht van de officier van justitie binnengekomen met betrekking tot de onderhavige zaak, dat als volgt luidt:
Op 11 juni 2020 heb ik – in verband met de geldende corona-maatregelen en de verplichting om thuis te werken – de griffier per mail gemachtigd om hoger beroep namens mij in te stellen. In verband met het gebrek aan een printer en scanner ontbreekt bij deze machtiging de natte handtekening. Bijgaand alsnog de natte handtekening en het verzoek om deze te voegen in het digitaal dossier en met spoed aan het hof te doen toekomen. Een preliminair verweer van de verdediging op dit punt wordt morgen door het hof Amsterdam behandeld.
De bij deze e-mail gevoegde, aan de griffier gerichte en ondertekende, brief van 4 oktober 2021 houdt in:
Bij e-mail van 11 juni 2021 heb ik u uitdrukkelijk gemachtigd om appel in te stellen tegen het vonnis van [verdachte] d.d. 29 mei 2020 in de zaak met parketnummer 15/276063-19.
De appelschriftuur heb ik op 25 juni 2020 per mail aan de griffie van de rechtbank verstrekt.
Bij dezen doe ik u alsnog toekomen de formele machtiging met zogenaamde ‘natte’ handtekening voor de al eerder gegeven machtiging tot het instellen van hoger beroep.
Ik wil u vriendelijk verzoeken dit schrijven in bovengenoemde zaak direct door te geleiden naar het hof in verband met de behandeling van zaak in hoger beroep op korte termijn.
Standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, kort samengevat en zakelijk weergegeven, op de grond dat de officier van justitie niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep heeft ingesteld gelet op de eisen die de Hoge Raad stelt aan een schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft – onder verwijzing naar een e-mailbericht van de voorzitter van de afdeling strafrecht van het gerechtshof Amsterdam van 9 juni 2021 aan de destijds fungerende hoofdofficier van justitie verbonden aan het Parket-Generaal te Den Haag – kort samengevat en zakelijk weergegeven betoogd dat in ieder geval ten aanzien van Amsterdamse zaken afspraken zijn gemaakt over het tijdens de ‘corona-lockdown’ instellen van hoger beroep zonder een zogeheten ‘natte handtekening’, zodat de officier van justitie ervan uit kon gaan dat zij hoger beroep kon instellen op de wijze zoals zij heeft gedaan.
Beoordeling door het hof
Op grond van artikel 449, eerste lid, en artikel 450, eerste lid onder b, Wetboek van Strafvordering (Sv) geschiedt het instellen van hoger beroep door een officier van justitie door het afleggen van een verklaring op de griffie van de rechtbank, hetzij in persoon, hetzij door een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk door de officier van justitie bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021 is komen vast te staan dat de handtekening onder de hiervoor genoemde akte instellen hoger beroep van 11 juni 2020 niet de handtekening is van de desbetreffende officier van justitie. Dit brengt mee dat het hoger beroep niet kan worden geacht rechtsgeldig te zijn ingesteld op de wijze die is voorzien in artikel 449, eerste lid, Sv. Het hof dient derhalve de vraag te beantwoorden of het hoger beroep is ingesteld op de wijze die is voorzien in artikel 450, eerste lid onder b, Sv. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval, waartoe het volgende wordt overwogen.
Het e-mailbericht van de officier van justitie van 11 juni 2020 aan de griffie van de rechtbank kan op zichzelf niet worden aangemerkt als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid onder b, Sv (vgl. HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654). Voorts bevat dit e-mailbericht niet een in een bijlage opgenomen, schriftelijke volmacht (zoals een brief) die wel aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat, binnen de appeltermijn, zo’n volmacht is verstrekt aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland. Het verzuim een rechtsgeldige schriftelijke volmacht te verstrekken is pas hersteld op 4 oktober 2021, dus ruim nadat de appeltermijn was verstreken en derhalve te laat.
Het hof volgt de advocaat-generaal niet in zijn standpunt dat de officier van justitie ervan uit kon gaan dat zij hoger beroep kon instellen op de wijze zoals zij heeft gedaan. Nog daargelaten de aard en inhoud van de gemaakte afspraken – voormeld e-mailbericht van de voorzitter van de afdeling strafrecht van dit hof is daaromtrent niet (geheel) duidelijk – en de omstandigheid dat daaraan, voor zover het hof kan beoordelen, geen bekendheid is gegeven, heeft de officier van justitie in geen van haar (e-mail)berichten verwezen naar enige afspraak op grond waarvan zij meende te kunnen volstaan met de verzending van een e-mailbericht aan de griffier van de rechtbank. Van schending van opgewekt vertrouwen kan in de onderhavige zaak dan ook geen sprake zijn.
Ten overvloede geldt nog dat voor zover de advocaat-generaal heeft gewezen op de uitbraak van de epidemie van COVID-19, waardoor het onmogelijk zou zijn geweest voor de officier van justitie om een handtekening te plaatsen, daarin in uitzonderingssituaties grond gelegen zou kunnen zijn om aan te nemen dat sprake is van verontschuldigbare onmacht aan de zijde van de officier van justitie. Uit de destijds geldende Tijdelijke algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak blijkt echter dat de centrale (informatie)balies van de bewuste rechtbank vanaf 1 juni 2020 geopend waren, zodat er op het moment dat het hoger beroep werd ingesteld geen sprake was van een absolute onmogelijkheid voor de officier van justitie om zich aan de balie te vervoegen of zich naar het parket te begeven. Evenmin is gebleken dat de officier van justitie op enig moment binnen de appeltermijn heeft getracht dit verzuim op andere wijze – bijvoorbeeld door het alsnog toesturen van een schriftelijke volmacht – te herstellen.
Het voorgaande brengt mee dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2021.
Mrs. Van Woensel en Dalebout zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]