In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 8 oktober 2020 was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van openlijk geweld tegen politieambtenaren op 10 april 2019 tijdens een wedstrijd tussen Ajax en Juventus. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bij zijn voorgeleiding om rechtsbijstand had verzocht, maar deze niet had gekregen, waardoor zijn consultatierecht was geschonden. Dit leidde tot de uitsluiting van zijn bekentenis als bewijs. Het hof oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit. De advocaat-generaal had een taakstraf van 180 uren geëist, maar het hof besloot tot een taakstraf van 100 uren, voorwaardelijk, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere strafrechtelijke onbesprokenheid. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.