ECLI:NL:GHAMS:2021:3108

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
23-001456-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in apotheek en winkeldiefstal met locaalvredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 6 juli 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1962, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor inbraak in een apotheek en winkeldiefstal. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een bedrag van 323 euro uit de apotheek en het stelen van kratten bier met lege flesjes uit een supermarkt, waarbij de verdachte eerder de toegang tot de supermarkt was ontzegd. Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van honderd uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder toezicht staat van de reclassering. De proeftijd is verlengd en de verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die zijn gesteld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001456-20
datum uitspraak: 19 oktober 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 juli 2020 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-083940-20 (hierna te noemen: zaak A) en 15-104959-20 (hierna te noemen: zaak B), alsmede 15-083118-19 (tul) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
A
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Den Helder, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid geld (323 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [apotheek] Apotheek, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
B
1. hij op of omstreeks 16 april 2020 te Den Helder kratten bier (met lege flesjes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 16 april 2020 te Den Helder in het besloten lokaal de winkel [winkel] (adres [adres 2]) althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 21-06-2019 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in zaak A
hij op 28 maart 2020 te Den Helder een hoeveelheid geld, € 323, toebehorende aan [apotheek] Apotheek, heeft weggenomen met het oogmerk om zich dit wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
in zaak B
1
hij op 16 april 2020 te Den Helder kratten bier met lege flesjes, toebehorende aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 16 april 2020 te Den Helder in het besloten lokaal de winkel [winkel], adres [adres 2], bij een ander dan bij verdachte in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 21-06-2019 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twaalf maanden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A en B onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een apotheek en de inhoud van een kassa en een kassa meegenomen. Daarnaast heeft hij kratten met lege flessen gestolen uit het magazijn van een supermarkt om die opnieuw voor statiegeld aan te kunnen bieden, terwijl hem de toegang tot die supermarkt was ontzegd. Dergelijke feiten zijn zeer hinderlijk en leveren ook overlast op voor de betrokkenen, waarbij in de
apotheek tevens de nodige schade is ontstaan. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2021 is hij eerder voor het plegen van vermogensdelicten en lokaalvredebreuk onherroepelijk veroordeeld. Gelet op de ernst van de feiten en de justitiële documentatie kan in beginsel niet worden volstaan met oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van enige maanden.
Het hof heeft echter tevens acht geslagen op het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor van 25 juni 2020, op een e-mailbericht van Reclassering Nederland van 1 juli 2021, en op de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken. Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel onder toezicht staat van GGZ Reclassering Fivoor. Uit het advies en het bericht van de reclassering blijkt dat het de verdachte het afgelopen half jaar is gelukt zich te houden aan de gestelde (bijzondere) voorwaarden en dat de GGZ Reclassering Fivoor een ingang ziet voor een gedragsbeïnvloeding (zij het beperkt) om de kans op recidive te verlagen. De reclassering heeft opgetekend dat zij de verdachte hiermee een laatste kans geeft. Aannemelijk is dat oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van enige maanden de verdachte in de problemen zal brengen, omdat hij dan – door het tijdelijk verlies van zijn inkomen als gevolg van de detentie – zijn huisvesting zal verliezen. De kans dat de verdachte in die situatie weer zal overgaan tot het plegen van nieuwe strafbare feiten is zeer reëel, terwijl het hof dat nu juist door de oplegging van straffen beoogt te voorkomen, in het belang van de samenleving.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf voor de duur van honderd uren passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient ertoe de verdachte te stimuleren gedurende de proeftijd geen strafbare feiten meer te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De politierechter heeft de vordering toegewezen.
De advocaat-generaal heeft verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering wordt afgewezen.
Het hof acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-083940-20 (A) en in de zaak met parketnummer 15-104959-20 (B) onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2019, parketnummer 15-083118-19, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. A.M. van Woensel en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2021.
Mrs. Van Woensel en Dalebout zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]