In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een incident op 19 november 2018 te Purmerend, waarbij hij samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen een aangever. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld en dat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gewelddadige confrontatie. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte, door samen met de medeverdachte op de aangever af te lopen en de stok van de aangever weg te gooien, wel degelijk een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldsdaad. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en geoordeeld dat de verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 3.394,74 had ingediend, niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat het letsel van de aangever was ontstaan door het bewezenverklaarde geweld. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.