ECLI:NL:GHAMS:2021:3090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-001079-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van heling en witwassen na diefstal uit waardetransport

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van heling en witwassen van goederen die waren gestolen tijdens een overval op een waardetransport op 15 december 2016. De tenlastelegging omvatte onder andere horloges, sieraden en verpakkingsmateriaal dat afkomstig was van de diefstal. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 27, 28, 30 september en 1 oktober 2021, heeft het hof de argumenten van zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging gehoord. De advocaat-generaal vorderde bewezenverklaring van de heling, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de goederen voorhanden had gehad.

Het hof heeft vastgesteld dat er vingerafdrukken van de verdachte op verpakkingsmateriaal zijn aangetroffen, maar dat dit alleen niet voldoende bewijs opleverde voor de tenlastelegging. Er kon niet worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk de goederen had verworven of voorhanden had gehad. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen van heling en witwassen, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001079-19
datum uitspraak: 15 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-665092-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27, 28, 30 september en 1 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer horloge(s) en/of een of meer (bij deze/dit horloge(s) behorende) echtheidscertificaten en/of een of meer sieraden en/of een of meer andere luxegoederen en/of (bij deze/dit horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) behorend) verpakkingsmateriaal ( welke horloge(s) en/of echtheidscertifica(a)t(en)en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal is/zijn weggenomen bij een overval op 15 december 2016 te Amsterdam) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij (en zijn mededader(s)) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van voornoemde horloge(s) en/of echtheidscertifica(a)t(en) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
subsidiairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 29 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans allen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) een of meer horloges en/of een of meer (bij deze/dit horloge(s) behorende) echtheidscertificaten en/of een of meer sieraden en/of een of meer andere luxegoederen en/of (bij deze/dit horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of een luxegoed(eren) behorend) verpakkingsmateriaal verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl verdachte (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat deze/dit horloge(s) en/of siera(a)d(en) en/of andere luxegoed(eren) en/of verpakkingsmateriaal geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ook over het in hoger beroep toegevoegde subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen moet oordelen. Het hof komt eveneens tot een algehele vrijspraak, maar vervangt de motivering van de rechtbank door de onderstaande motivering.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van schuldheling van de in de tenlastelegging genoemde goederen en het verpakkingsmateriaal, nu sprake is van het voorhanden hebben van die goederen en het verpakkingsmateriaal terwijl de verdachte in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen en dat verpakkingsmateriaal van diefstal afkomstig waren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde opzet-/schuldheling als het subsidiair ten laste gelegde (schuld)witwassen. Daartoe wijst hij erop dat slechts vingerafdrukken van de verdachte zijn aangetroffen op verpakkingsmateriaal. Niet gezegd kan worden dat de verdachte dat verpakkingsmateriaal voorhanden heeft gehad. Hij heeft immers geen enkele feitelijke zeggenschap gehad over dat verpakkingsmateriaal, doch het alleen opzij geschoven toen hij in de woning was waar dat materiaal lag. Evenmin heeft hij wetenschap gehad van de criminele herkomst van het verpakkingsmateriaal, zodat ook om die reden vrijspraak dient te volgen. Tot slot wijst de raadsman erop dat van medeplegen geen sprake is zodat de verdachte ook hiervan – en daarmee ook van de heling en het witwassen van de overige op de tenlastelegging genoemde goederen – dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast. Op 15 december 2016 heeft in Amsterdam een diefstal plaatsgevonden uit een waardetransport. Waardevolle horloges en sieraden van onder meer de merken Cartier, Van Cleef & Arpel en Montblanc zijn daarbij buitgemaakt.
Op 5 januari 2017 zijn in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam onder meer enveloppen, verpakkingsmateriaal van horloges en sieraden van de merken Cartier en Van Cleef & Arpel, echtheidscertificaten en dozen van het merk Montblanc aangetroffen, afkomstig uit de buit van voornoemde diefstal.
Op een in die woning aangetroffen vuilniszak, op stukken papier, een stuk papier in een vuilniszak en op de bovenkant van een witte doos zijn dactyloscopische sporen aangetroffen van de verdachte.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzet-/schuldheling (hierna: heling) dan wel het opzet-/schuldwitwassen (hierna: witwassen) van de in de tenlastelegging genoemde horloges, sieraden, andere luxegoederen, echtheidscertificaten en het verpakkingsmateriaal en overweegt daartoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van zowel heling als witwassen dient te worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde goederen (waaronder het verpakkingsmateriaal) voorhanden heeft gehad. Uit het dossier kan niet méér worden vastgesteld dan dat vingerafdrukken van de verdachte op verpakkingsmateriaal zijn aangetroffen. Niet kan uit het dossier worden afgeleid wanneer deze vingerafdrukken op het verpakkingsmateriaal terecht zijn gekomen en onder welke omstandigheden. Zo kan bijvoorbeeld niet worden vastgesteld hoe lang de verdachte het betreffende verpakkingsmateriaal heeft vastgehouden. Het hof is daarom van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte het verpakkingsmateriaal voorhanden heeft gehad. Voor het verwerven van het verpakkingsmateriaal of het overdragen ervan bevat het dossier evenmin bewijs.
Het dossier bevat evenmin enig bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de heling of het witwassen van de andere op de tenlastelegging genoemde goederen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting weliswaar gewezen op de verklaring die de verdachte op 31 maart 2017 heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, maar naar het oordeel van het hof kan uit deze verklaring – mede gelet op de toelichting die de raadsman ter terechtzitting heeft gegeven dat de verdachte in deze verklaring spreekt over een telefonisch contact met [medeverdachte] op 6 januari 2017 – niet worden afgeleid dat de verdachte op de dag van de ladingdiefstal is gebeld met het verzoek om te komen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij RLG Europe B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 265.258,20. De benadeelde partij is in die vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.902,26. De benadeelde partij is in die vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V.
Verklaart de benadeelde partij TNT Express Nederland B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. M.L. Leenaers en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 oktober 2021.