ECLI:NL:GHAMS:2021:3081
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en dringend eigen gebruik door verhuurder voor studerende dochter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een huurgeschil tussen een verhuurder en een huurster. De verhuurder, die zijn onzelfstandige woonruimte verhuurt aan de huurster, heeft de huur opgezegd met het argument dat hij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik, omdat zijn dochter in Amsterdam gaat studeren. De huurster heeft de huuropzegging betwist en verzocht om het vonnis van de kantonrechter te bekrachtigen.
De kantonrechter had in een eerder vonnis de vordering van de verhuurder afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De verhuurder heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend, waarbij hij stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de huurster andere passende woonruimte kan verkrijgen en dat het belang van de huurster bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan zijn belang bij het gebruik voor zijn dochter.
Het hof heeft de grieven van de verhuurder verworpen. Het hof oordeelt dat het in gebruik willen geven van een woning aan familieleden niet onder eigen gebruik valt, tenzij het woongenot van de verhuurder toeneemt. De verhuurder heeft niet aangetoond dat dit het geval is. Bovendien heeft hij onvoldoende bewijs geleverd dat de huurster andere passende woonruimte kan krijgen. Het hof concludeert dat de belangen van de huurster zwaarder wegen en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de verhuurder in de proceskosten wordt veroordeeld.