In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 augustus 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, was beschuldigd van winkeldiefstal van zeven sloffen Marlboro sigaretten ter waarde van 387,67 euro, gepleegd op 26 juli 2019 in Haarlem. De verdachte had de sigaretten in zijn tas gestopt zonder deze af te rekenen en werd vervolgens door een burger aangehouden. De verdediging voerde aan dat deze aanhouding een vormverzuim opleverde, omdat de burger de verdachte met zijn auto had aangereden en een nekklem had aangelegd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de aanhouding niet onrechtmatig was, aangezien de verdachte tegen de auto van de getuige was aangerend en niet andersom. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, en het hof bevestigde deze straf, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Het hof oordeelde dat een vrijheidsbenemende straf passend was, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven.