Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] BEHEER B.V.,
[X] MOULDINGS B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
eerste griefvan [X] c.s. aangevoerde. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
e-mailbericht houdt in, voor zover van belang:
De hoogst toelaatbare belasting van de vloeren van het gehuurde bedraagt’.
3.Beoordeling
tweede grief, waarbij [X] c.s. zich erover beklaagt dat de kantonrechter (in rechtsoverweging 5.1.) van het bestreden vonnis niet al haar klachten over de vloer en de beperkingen daarvan volledig heeft weergegeven, heeft geen succes. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter zich bij de weergave van de stellingen van [X] c.s. kunnen beperken tot een opsomming van de belangrijkste punten en heeft zij daarbij geen essentiële stellingen onbenoemd gelaten.
eerste griefen de
derde tot en met de zevende grief, die deels gezamenlijk kunnen worden besproken, houden in de kern in dat [X] c.s. op grond van de door haar in hoger beroep overgelegde stukken van de door haar ingeschakelde deskundige Royal HaskoningDHV heeft aangetoond dat de vloer bij aanvang van de huurovereenkomst wel degelijk gebrekkig was, waardoor het gehuurde niet geschikt was voor het voorgenomen gebruik. Volgens [X] c.s. staat op grond van deze stukken vast dat de gebrekkigheid eruit bestond dat het staalvezelbeton, in afwijking van de gegevens uit het bouwdossier, te dun was aangelegd. Hierdoor was de vloer niet homogeen stijf, maar konden de vloerdelen los van elkaar bewegen en ‘schotelen’: de punten van de vloervelden krulden omhoog. Bovendien was niet alleen de staalvezelbetonlaag doorgescheurd maar ook de schuimbetonnen funderingslaag. Het gevolg van dit alles was dat de vloer onvoldoende draagkracht had voor de puntbelasting van de door [X] Mouldings gebruikte productiemachines en dat de vloer niet de stabiliteit bezat die noodzakelijk was voor zowel het productieproces als voor het gebruik van de vorkheftrucks. Bovendien voldeed de vloer daarom niet aan wettelijke vereisten (zoals het Bouwbesluit 2012 en de Woningwet) en gangbare bruikbaarheidscriteria (CUR 36 Aanbeveling). Deze deskundige heeft bovendien geconcludeerd dat als de vloer was aangelegd in overeenstemming met de in het bouwdossier opgenomen dikte van 120 mm, de vloer wel geschikt zou zijn geweest voor de bedrijfsvoering van [X] Mouldings.