ECLI:NL:GHAMS:2021:3037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
200.285.896/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris wegens belangenconflict en onjuist proces-verbaal

In deze zaak hebben appellanten, [klager 1] en [klager 2] AG, een klacht ingediend tegen notaris [notaris] vanwege een vermeend belangenconflict en het opstellen van een onjuist proces-verbaal van een aandeelhoudersvergadering van [klager 3]. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die de klacht ongegrond had verklaard. De appellanten stellen dat de notaris een proces-verbaal heeft opgemaakt zonder hun instemming en dat zij zich had moeten terugtrekken vanwege een belangenconflict, aangezien zij kantoorgenoot is van advocaten die de minderheidsaandeelhouders van [klager 3] bijstaan. De notaris heeft op haar beurt betoogd dat zij haar rol als notaris onafhankelijk heeft vervuld en dat de appellanten op de hoogte waren van haar betrokkenheid.

De zaak is behandeld op een openbare zitting, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de argumenten van de appellanten en de notaris zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelt dat de notaris niet als partijnotaris heeft opgetreden en dat de appellanten voldoende op de hoogte waren van haar rol. De klacht over het proces-verbaal werd ook ongegrond verklaard, omdat de notaris voldoende gelegenheid heeft gegeven voor feedback en de aanpassingen heeft doorgevoerd waar nodig. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de appellanten niet-ontvankelijk in hun uitbreiding van de klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.285.896/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/366061 / KL RK 20-22
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 november 2021
inzake

1.[klager 1] , in zijn hoedanigheid van bestuurder

van de sub 2) te noemen vennootschap,

2.[klager 2] AG,

gevestigd te [vestigingsplaats] , [land] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. R. Sanders, advocaat te Leiden,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.C.J. Höfelt, advocaat te Amsterdam.
Geïntimeerde wordt hierna de notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten hebben op 13 november 2020 een beroepschrift bij
het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 16 oktober 2020 (ECLI:NL:TNORARL:2020:49). Bij die beslissing heeft de kamer geoordeeld over een klacht tegen de notaris, die niet alleen door beide appellanten was ingediend, maar ook door een derde klager, namelijk [klager 3] B.V. (hierna: [klager 3] ). De beide appellanten en de derde klager worden gezamenlijk klagers genoemd.
1.2.
De notaris heeft op 22 januari 2021 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Op 3 september 2021 zijn namens appellanten nadere producties ingediend.
1.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 september 2021. Appellant sub 1 is in zijn hoedanigheid van bestuurder van appellant sub 2 verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, is eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.De zaak in het kort

Appellanten verwijten de notaris dat zij een proces-verbaal van de aandeelhoudersvergadering van [klager 3] heeft opgemaakt zonder dat zij daarmee hebben ingestemd. Dit proces-verbaal had de notaris niet mogen opmaken omdat zij een kantoorgenoot is van twee advocaten die een aantal aandeelhouders van [klager 3] bijstaan met wie appellanten in een aandeelhoudersconflict verwikkeld zijn. De notaris had zich vanwege dit belangenconflict (alsnog) behoren terug te trekken. Het door de notaris opgestelde proces-verbaal is bovendien onjuist en onvolledig en het voldoet evenmin aan de voorschriften.

3.Feiten

Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Appellant sub 1 was ten tijde van de indiening van deze klacht via appellant sub 2 bestuurder van [klager 3] . Aandeelhouders van [klager 3] zijn: [aandeelhouder 1] B.V., [aandeelhouder 2] B.V. (hierna gezamenlijk: [aandeelhouder 1 en 2] ) en [meerderheidsaandeelhouder] . (hierna: [meerderheidsaandeelhouder] ). [meerderheidsaandeelhouder] is meerderheidsaandeelhouder. [klager 3] is diverse geldleningsovereenkomsten aangegaan met [aandeelhouder 1 en 2] .
3.2.
In de loop van 2018 is tussen [klager 3] en [aandeelhouder 1 en 2] verschil van inzicht ontstaan over de financiering van [klager 3] door [aandeelhouder 1 en 2] . In die kwestie is [aandeelhouder 1 en 2] bijgestaan door advocaten van het kantoor waar ook de notaris aan verbonden is.
3.3.
In verband met het verschil van inzicht is een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) uitgeschreven.
3.4.
Op 19 mei 2018 is de uitnodiging voor de AVA verzonden door appellant sub 1).
3.5.
Bij brief van 22 mei 2018 hebben de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] laten weten dat zij namens [aandeelhouder 1 en 2] bij de AVA aanwezig zouden zijn en dat [aandeelhouder 1 en 2] op grond van artikel 25 lid 2 van de statuten van [klager 3] verlangt dat een notarieel proces-verbaal zal worden opgemaakt van het verhandelde ter vergadering. Daarbij wordt opgemerkt:
“Het zou mogelijk zijn om in dit verband gebruik te maken van de diensten van een (kandidaat-) notaris van ons kantoor, maar die keuze laten wij aan u.”
3.6.
Bij e-mail bericht van 29 mei 2018 heeft de toenmalige advocaat van [klager 3] aan de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] laten weten tevergeefs naar een notaris voor het opstellen van een proces-verbaal van de AVA te hebben gezocht. De toenmalige advocaat van [klager 3] liet weten daarom op verzoek van [klager 3] de vergadering zelf te notuleren. Tevens liet de toenmalige advocaat namens [klager 3] weten dat het [aandeelhouder 1 en 2] vrijstaat zelf een notaris mee te nemen, echter [klager 3] achtte het, gelet op de financiële positie van [klager 3] niet redelijk dat de kosten voor rekening [klager 3] zouden komen.
3.7.
Bij e-mail van 29 mei 2018 heeft de advocaat van [aandeelhouder 1 en 2] bericht dat [aandeelhouder 1 en 2] , onder verwijzing naar artikel 25.2 van de statuten van [klager 3] , vasthoudt aan het laten opmaken van een notarieel proces-verbaal van de AVA op kosten van [klager 3] en dat de notaris
("notaris bij ons op kantoor")de AVA zal bijwonen met het oog op het opmaken van een notarieel proces-verbaal, tenzij [klager 3] voor 17.00 uur laat weten alsnog een (kandidaat-)notaris te hebben gevonden.
3.8.
[klager 3] heeft daarop diezelfde dag per e-mail laten weten op voorhand bezwaar te maken tegen de kosten van een voor haar rekening in te schakelen notaris.
3.9.
Op 30 mei 2018 heeft de AVA plaatsgevonden onder voorzitterschap van appellant sub 1. De notaris is hierbij aanwezig geweest in verband met het opstellen van een notarieel proces-verbaal.
3.10.
Op 5 juni 2018 heeft de notaris de conceptnotulen digitaal beschikbaar gesteld aan [klager 3] , [meerderheidsaandeelhouder] en [aandeelhouder 1 en 2] .
3.11.
De voormalig advocaat van [klager 3] heeft bij e-mail van 7 juni 2018 aan de notaris bericht:
“ [klager 3] heeft uw concept-notulen ontvangen. Om te beginnen wenst [klager 3] nog een keer te benadrukken dat zij er bezwaar tegen heeft dat u, als kantoorgenoot van de advocaten van de minderheidsaandeelhouders de notulen opstelt. [klager 3] vraagt zich daarnaast af of u de concept-notulen met uw kantoorgenoten heeft besproken voordat u het concept rondstuurde of anderszins input van hen ten aanzien van de concept notulen heeft ontvangen. Kunt u die vraag beantwoorden? Ook verzoek ik te berichten of u van uw kantoorgenoten tekstgedeelten heeft gehad van de door hen ten behoeve van de vergadering voorbereide teksten. Tenslotte verzoekt [klager 3] u om een kopie van uw handgeschreven aantekeningen van de AV. (…)”.
3.12.
In haar reactie van dezelfde dag heeft de notaris aan de voormalig advocaat van [klager 3] bericht:

Het is voor het eerst dat ik van u verneem dat u er bezwaar tegen heeft dat ik als kantoorgenoot van de minderheidsaandeelhouders de notulen heb opgesteld. Dat heeft u niet vooraf aan mij kenbaar gemaakt, noch ter vergadering opgemerkt. Doch heeft u dat vooraf aan mijn advocaat-kantoorgenoten laten weten? Als dat het geval is dan had ik dat graag geweten. Mij is wel bekend dat u c.q. de vennootschap bezwaren had tegen de kosten, hetgeen ook is genotuleerd (…)”
3.13.
In de periode van 7 juni 2018 tot en met 4 juli 2018 hebben de (voormalig) advocaat van [klager 3] en [meerderheidsaandeelhouder] enerzijds en de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] anderzijds met de notaris gecorrespondeerd over de (totstandkoming van de) tekst van het proces-verbaal en de daarvoor gebruikte stukken.
3.14.
Bij e-mail van 4 juli 2018 heeft de notaris gereageerd op het commentaar van [meerderheidsaandeelhouder] .
3.15.
Eveneens bij e-mail van 4 juli 2018 heeft de notaris aan [klager 3] , [meerderheidsaandeelhouder] en [aandeelhouder 1 en 2] bericht als volgt:
“Na ontvangst van alle reacties heb ik het proces-verbaal aangepast. U zult zien dat niet alle opmerkingen door mij zijn overgenomen. Ik heb ze vergeleken met mijn aantekeningen en daar waar het aansloot verwerkt. Ik sta aan de vooravond van mijn vakantie. Mochten er na lezing nog opmerkingen zijn dan hoor ik die graag. Zo niet dan zal ik na terugkomst de akte tekenen.”
3.16.
Op 31 juli 2018 heeft de notaris de proces-verbaal-akte gepasseerd.
3.17.
Bij brief van 1 mei 2019 heeft [aandeelhouder 1 en 2] aangekondigd de met [klager 3] gesloten geldleningsovereenkomsten te beëindigen.
3.18.
Bij verzoekschrift van 9 mei 2019 heeft [aandeelhouder 1 en 2] de rechtbank Oost-Brabant verzocht [klager 3] in staat van faillissement te verklaren. Daarbij is het proces-verbaal van de AVA van 30 mei 2018 overgelegd. Dit verzoek is afgewezen.
3.19.
Nadien is (op verzoek van derden) op 2 juni 2020 [klager 3] alsnog in staat van faillissement verklaard.

4.Standpunt van appellanten

Appellanten verwijten de notaris dat zij haar werkzaamheden bij het opstellen en passeren van het proces-verbaal van de AVA niet naar behoren heeft uitgevoerd.
De klacht valt uiteen in de volgende klachtonderdelen:
1) Zonder instemming
De notaris heeft zich zonder instemming van appellanten door haar kantoorgenoten – advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] – laten inzetten om de AVA van [klager 3] bij te wonen en daarvan een proces-verbaal op te stellen. Dit stuk is door de desbetreffende advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] gebruikt in verschillende gerechtelijke procedures tegen [klager 3] , waaronder in de faillissementsprocedure.
2) Belangenconflict
De notaris had zich vanwege een onoverbrugbaar belangenconflict (alsnog) behoren terug te trekken.
3) Onjuist / onvolledig proces-verbaal
Het door de notaris opgestelde proces-verbaal is onjuist en/of onvolledig.
4) Akte proces-verbaal in strijd met een voorschrift
De akte waarin het proces-verbaal is vervat, voldoet niet aan een voorschrift uit de statuten van [klager 3] .
5) Niet voorgelicht
De notaris is tekortgeschoten in de voorlichting over de facturatie van haar werkzaamheden.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen 1 en 2: zonder instemming/onoverbrugbaar belangenconflict
5.2.
Gelet op hun onderlinge samenhang ziet het hof aanleiding om de klachtonderdelen 1 en 2 gezamenlijk te beoordelen.
5.3.
Appellanten stellen zich op het standpunt dat zij niet hebben ingestemd met een notaris van het desbetreffende kantoor. Indien de notaris appellanten deugdelijk had voorgelicht over haar positie dan zouden ze niet hebben ingestemd met haar aanwezigheid. Bij aanvang van de AVA heeft de notaris aan de aanwezigen geen enkele informatie verstrekt over haar betrokkenheid bij de zaak. De aankondiging dat de notaris zou meekomen naar de AVA dateert van 29 mei 2018 in de namiddag. [klager 3] heeft van deze mededeling geen kennis kunnen nemen; kennis over de achtergrond van de notaris is aan de overige bij de AVA aanwezige stakeholders geheel onthouden. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat appellanten tijdens de AVA geen uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt tegen de komst van de notaris dan moet uit de email van 7 juni 2018 van de (voormalig) gemachtigde van [klager 3] duidelijk zijn geweest dat er ernstige bezwaren van de kant van appellanten zijn gemaakt tegen de rol van de notaris. Voor de notaris had dit aanleiding moeten zijn om de proces-verbaalakte niet te verlijden. Appellanten verwijzen in dit verband naar artikel 18 lid 2 en lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels (hierna: Vbg) waarin is opgenomen dat de notaris geen akten passeert indien bij de totstandkoming hiervan hij of een kantoorgenoot als partijadviseur van een van de partijen betrokken is geweest.
5.4.
De notaris betoogt dat juist omdat het verzoek tot het opmaken van een proces-verbaal van de AVA afkomstig was van haar kantoorgenoten zij alert was op haar onafhankelijke en onpartijdige rol. Appellanten wisten dat zij aan hetzelfde kantoor verbonden was als de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] . Bij door onder 3.5. genoemde brief van 22 mei 2018 van de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] aan appellanten hebben zij, onder meer, geschreven:
“(…) Die rol zou opgepakt kunnen worden door mr. [notaris] , notaris bij ons op kantoor (…)”.Ook uit de vervolgcorrespondentie blijkt duidelijk dat aan appellanten bekend is gemaakt dat de notaris verbonden was aan het kantoor van de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] . Het door appellant sub 1 in hoger beroep naar voren gebrachte argument dat hij een dag voor de AVA aan het reizen was waardoor hij onvoldoende aandacht heeft kunnen besteden aan de e-mails van zijn advocaat over de AVA maakt dit niet anders.
Ook overigens heeft de notaris steeds gewaakt voor transparantie en haar onafhankelijkheid. Zij heeft steeds open en gelijktijdig met alle partijen gecorrespondeerd. De verwijzing naar artikel 18 lid 2 Vbg treft geen doel nu dit artikel ziet op de rol van de notaris die als partijnotaris optreedt. De notaris heeft haar werkzaamheden niet als partijnotaris uitgevoerd. Geen van de partijen heeft ze geadviseerd of bijgestaan. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is volgens de notaris geen sprake.
5.5.
De kamer heeft in de bestreden beslissing, kort samengevat, ten aanzien van deze klachtonderdelen het volgende overwogen. Klagers zijn voldoende ruim voorafgaand aan de AVA door [aandeelhouder 1 en 2] op de hoogte gesteld van hun wens om een notarieel proces-verbaal van de AVA te laten opstellen. [aandeelhouder 1 en 2] heeft daarbij aangeboden om een notaris in te schakelen die verbonden was aan het kantoor van de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] ; tegelijkertijd zijn klagers in de gelegenheid gesteld om zelf een notaris voor te stellen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De notaris heeft onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid mogen aannemen dat betrokkenen ten tijde van de AVA konden instemmen met haar aanwezigheid en de opgedragen werkzaamheden. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de notaris de aan haar opgedragen werkzaamheden had moeten weigeren. Omdat de notaris niet als partijnotaris is opgetreden speelt lid 2 (en lid 3 ) van artikel 18 Vbg geen rol. Het enkele feit dat [klager 3] op 7 juni 2018 in reactie op het door de notaris opgemaakte concept proces-verbaal aangeeft alsnog bezwaar te hebben tegen de inschakeling van de notaris maakt dit niet anders. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn daarom door de kamer ongegrond verklaard.
5.6.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer. Klagers hebben tot vlak voor aanvang van de AVA de mogelijkheid gehad om een notaris naar eigen keuze in te schakelen. Dat ze dit niet hebben gedaan valt de notaris niet aan te rekenen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de notaris in redelijkheid mocht uitgaan van de veronderstelling dat alle betrokken partijen op de hoogte waren van het feit dat zij een kantoorgenoot was van de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] . Het zou niettemin de voorkeur hebben verdiend dat de notaris aan het begin van de vergadering alle aanwezigen nog eens uitdrukkelijk erop gewezen zou hebben dat zij een kantoorgenoot is van de advocaten van [aandeelhouder 1 en 2] , en geverifieerd zou hebben dat de aanwezigen er desondanks geen bezwaar tegen hadden dat zij een notarieel proces-verbaal van het verhandelde zou opmaken. Anderzijds waren de aanwezigen op de hoogte van het doel van haar aanwezigheid en hebben zij daartegen geen bezwaar gemaakt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is onder de gegeven omstandigheden dan ook geen sprake. In het verlengde hiervan is het hof van oordeel dat ook het verwijt dat de notaris zich had moeten terugtrekken in verband met een onoverbrugbaar belangenconflict, alleen al bij gebreke aan een voldoende concrete onderbouwing, ongegrond is.
Klachtonderdeel 3: onjuist/onvolledig proces-verbaal
5.7.
Appellanten stellen dat het proces-verbaal niet een juiste weergave is van hetgeen tijdens de AVA is besproken. Appellant sub 1 voert hiertoe aan dat hij beschikt over een geluidsopname van de AVA waaruit blijkt dat het proces-verbaal op wezenlijke punten afwijkt van hetgeen is besproken. De notaris heeft in haar proces-verbaal omvangrijke stukken tekst opgenomen die haar buiten de vergadering om zijn aangereikt. Ten onrechte is daarmee de indruk gewekt dat deze passages in de vergadering zijn verhandeld. Appellanten zijn voorts van mening dat de notaris heeft geweigerd om inhoudelijk te reageren op de door hen gesignaleerde onjuistheden; de notaris is evenmin bereid geweest om de aantekeningen die zij heeft gebruikt bij het opstellen van het proces-verbaal aan partijen ter beschikking te stellen .
In hoger beroep voeren appellanten aan dat de kamer ten onrechte is uitgegaan van de veronderstelling dat appellanten de notaris niet de beschikking hebben gegeven over de onderliggende stukken die appellanten hebben gebruikt tijdens de AVA.
5.8.
De notaris stelt dat zij zich heeft ingespannen om haar waarnemingen tijdens de AVA optimaal vast te leggen in de proces-verbaal-akte en dat zij alle gelegenheid heeft gegeven om eventuele bezwaren naar voren te brengen. Zo heeft zij op 5 juni 2018 appellanten daartoe expliciet uitgenodigd. Nadat er met de advocaat van [klager 3] is gecorrespondeerd over de stukken die de notaris bij het opstellen van het proces-verbaal heeft gebruikt en nadat zij bij brief van 22 juni 2018 een nadere reactie op het proces-verbaal van de gemachtigde van [meerderheidsaandeelhouder] heeft ontvangen heeft de notaris bij e-mail van 4 juli 2018 aan alle partijen de aangepaste akte van proces-verbaal toegestuurd. De wijzigingen ten opzichte van het concept van 5 juni 2018 heeft zij daarbij inzichtelijk gemaakt. In haar begeleidend e-mail heeft ze daarnaast aangegeven dat zij na haar vakantie de proces-verbaal-akte zou passeren tenzij partijen nog opmerkingen hadden. De notaris heeft na haar e-mail van 4 juli 2018 geen reactie van appellanten ontvangen.
5.9.
Met de kamer is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Het hof stelt voorop dat bij het opmaken van een proces-verbaal akte de notaris een redelijke mate van vrijheid toekomt. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris. Uit de processtukken blijkt dat de notaris, nadat zij de proces-verbaal-akte in concept had opgemaakt, partijen in de gelegenheid heeft gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken. Naar aanleiding van deze reacties heeft zij het concept deels aangepast overeenkomstig de verkregen reacties. Daar waar zij het concept niet heeft aangepast heeft ze dit gemotiveerd. Daarmee heeft zij een juiste invulling gegeven aan de haar opgedragen taak. Het is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris daarbij mogelijk een andere perceptie en interpretatie van de gang van zaken heeft dan appellanten. Appellanten hebben hun verwijten dienaangaande onvoldoende geconcretiseerd. Uit het dossier blijkt evenmin van feiten of omstandigheden op grond waarvan de notaris niet tot de door haar opgemaakte proces-verbaal-akte had mogen komen.
Klachtonderdeel 4: Akte proces-verbaal in strijd met voorschriften
5.10.
Appellanten zijn van mening dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat de notaris de proces-verbaal-akte niet door appellant sub 1 heeft laten ondertekenen terwijl dit wel in de statuten van [klager 3] uitdrukkelijk staat voorgeschreven. Op grond van artikel 43 Wna mist de akte daardoor authenticiteit.
De notaris stelt zich op het standpunt dat het feit dat appellant sub 1 de akte niet heeft ondertekend geen gevolgen heeft voor de authenticiteit van de akte. De akte voldoet immers wel aan de vereisten van artikel 37 Wna. De notaris betreurt het dat zij zich destijds niet heeft gerealiseerd dat op grond van de statuten appellant sub 1 de akte had moeten ondertekenen; ze heeft hiervoor haar excuses aangeboden.
5.11.
Voor de totstandkoming van een proces-verbaal-akte in de zin van artikel 37 Wna schrijft de wet slechts ondertekening voor door de notaris en de eventuele getuigen. Het feit dat appellant sub 1 deze proces-verbaal-akte in strijd met het voorschrift uit de statuten niet heeft ondertekend, laat onverlet dat de proces-verbaal-akte tot stand is gekomen volgens de wettelijke voorschriften en daarom de status van authentieke akte heeft. Ter bevordering van duidelijkheid over de vraag of appellant sub 1 zich met de inhoud van de akte verenigt, zou het beter zijn geweest dat de notaris appellant sub 1 wél zou hebben verzocht de akte te ondertekenen, zoals de statuten voorschrijven. Dat zij dit niet heeft gedaan, maakt haar handelen echter niet tuchtrechtelijk klachtwaardig. Ook klachtonderdeel 4 is daarmee ongegrond.
Klachtonderdeel 5: Niet voorgelicht
5.12.
Appellanten verwijten de notaris dat zij hen niet heeft voorgelicht over de kosten van haar werkzaamheden. Aangezien de (voormalig) advocaat van [klager 3] vooraf duidelijk had aangegeven dat de financiële situatie van [klager 3] zorgelijk was had de notaris hier extra alert op moeten zijn. Zij verwijten de notaris daarnaast dat zij ten onrechte haar declaratie heeft gericht aan [klager 3] in plaats van aan haar opdrachtgever [aandeelhouder 1 en 2] (bijgestaan door haar kantoorgenoten). De kamer heeft overwogen dat dit laatste een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht in eerste aanleg is. In hoger beroep maken appellanten bezwaar tegen die overweging en verzoeken zij het hof dit klachtonderdeel alsnog te beoordelen.
5.13.
De notaris brengt naar voren dat de verplichting van [klager 3] om de kosten van de notaris te vergoeden rechtstreeks uit de statuten volgt. [klager 3] heeft de hoogte van de declaratie ook nooit betwist. Volgens de notaris heeft de kamer het verwijt dat zij haar declaratie niet aan [klager 3] had mogen richten terecht buiten beschouwing gelaten.
5.14.
Met de kamer is het hof van oordeel dat ook klachtonderdeel 5 ongegrond is. Dat de kosten van de proces-verbaal-akte ten laste van [klager 3] komen volgt rechtstreeks uit de statuten van [klager 3] . Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Ook ten aanzien van de uitbreiding van de klacht in eerste aanleg volgt het hof de kamer. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna dienen appellanten niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit klachtonderdeel omdat daarvoor ook in hoger beroep geen plaats is.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing;
- verklaart appellanten niet-ontvankelijk voor zover zij hun klacht in hoger beroep hebben willen uitbreiden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, C.H.M. van Altena en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021 door de rolraadsheer.