ECLI:NL:GHAMS:2021:3034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
200.288.938/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens onzorgvuldig handelen bij aanvaarding en overdracht executele

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die onzorgvuldig heeft gehandeld bij de aanvaarding en overdracht van de executele van een nalatenschap. De moeder van klaagster is overleden en in haar testament was een notaris benoemd tot executeur. Deze notaris was echter eerder uit zijn ambt ontzet. Klaagster heeft de kantonrechter verzocht om de notaris te schorsen en te ontslaan als executeur. De kantonrechter heeft de notaris geschorst, maar voordat de eindbeslissing was genomen, heeft de notaris de akte van aanvaarding en overdracht gepasseerd. Klaagster verwijt de notaris dat hij deze akte heeft gepasseerd terwijl hij op de hoogte was van de schorsing. Het hof heeft de klacht gegrond verklaard en de notaris berispt, maar geen proceskostenveroordeling opgelegd in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de notaris had moeten afwachten tot de eindbeslissing van de kantonrechter was genomen, en dat zijn handelen in strijd was met de rechterlijke uitspraak. De notaris heeft de belangen van klaagster veronachtzaamd, wat tuchtrechtelijk aan hem kan worden aangerekend. De maatregel van berisping is passend, en het hof heeft besloten om de boete die door de kamer was opgelegd te vernietigen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.288.938/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/369185 KL RK 20 - 51
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 oktober 2021
inzake
[notaris],
notaris te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam,
tegen
[klaagster],
wonend te [woonplaats] (Australië),
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.G. Hees, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

De moeder van klaagster is overleden. In het testament van erflaatster is een inmiddels uit zijn ambt ontzette notaris benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap. Voordat de ontzette notaris zijn benoeming heeft aanvaard, heeft klaagster de kantonrechter verzocht de ontzette notaris te schorsen en te ontslaan als executeur van de nalatenschap. Bij tussenbeslissing heeft de kantonrechter de ontzette notaris als executeur geschorst. Voordat de eindbeslissing is gegeven, heeft de ontzette notaris bij een door de notaris gepasseerde notariële akte zijn benoeming aanvaard. Vervolgens is hij direct daarop teruggetreden en heeft hij een opvolgend executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Klaagster verwijt de notaris dat zij, ondanks het feit dat de ontzette notaris door de kantonrechter was geschorst, toch de akte aanvaarding en overdracht executele heeft gepasseerd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 21 januari 2021 een beroepschrift en op 11 maart 2021 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 24 december 2020 (ECLI:NL:TNORARL:2020:51). Klaagster heeft op 13 april 2021 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.2.
Op 25 juni 2020 heeft de gemachtigde van de notaris het hof schriftelijk geïnformeerd dat zij de notaris zal bijstaan bij de mondelinge behandeling in deze zaak.
2.3.
Het hof heeft verder de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 juli 2021. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, en de gemachtigde van klaagster zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van een overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Op 13 november 2015 heeft mr. [notaris 2] , destijds notaris te [plaats] (hierna: notaris [notaris 2] ), een testament opgesteld en gepasseerd ten behoeve van mevrouw [A] (hierna: erflaatster). Bij dit testament is notaris [notaris 2] (als bewaarder van de minuutakte) benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap.
3.2.
Op 18 oktober 2018 is bij beslissing van de kamer notaris [notaris 2] uit zijn ambt ontzet.
3.3.
Op 24 oktober 2019 is erflaatster overleden. Klaagster is haar enig erfgenaam.
3.4.
Op 26 november 2019 heeft het hof de onder 3.2. vermelde beslissing van de kamer tot ambtsontzetting van notaris [notaris 2] bevestigd.
3.5.
Op 20 december 2019 is de nalatenschap van erflaatster door klaagster aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3.6.
Klaagster heeft bij op 30 december 2019 ingekomen verzoekschrift, de kantonrechter in Den Haag verzocht notaris [notaris 2] te schorsen en te ontslaan als executeur van de nalatenschap en een nieuwe executeur te benoemen.
3.7.
In de (tussen)beschikking van 13 januari 2020 heeft de kantonrechter overwogen dat – in beginsel – de taak van de executeur van rechtswege is geëindigd omdat klaagster de erfenis op 20 december 2019 heeft aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving, hetgeen betekent dat de nalatenschap moet worden vereffend. Om die reden heeft de kantonrechter klaagster in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij nog belang had bij haar verzoek en is notaris [notaris 2] gevraagd zich uit te laten over de vraag of hij zijn taak inmiddels al dan niet als beëindigd beschouwt. Tevens heeft de kantonrechter notaris [notaris 2] voor de duur van de procedure geschorst als executeur in de nalatenschap van erflaatster.
3.8.
Op 11 april 2020 heeft notaris [notaris 2] door middel van een door de notaris gepasseerde akte “aanvaarding en overdracht executele” zijn benoeming tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder en testamentair vruchtgebruikbewindvoerder aanvaard en de zogenaamde ruimschoots-verklaring afgelegd. Verder is notaris [notaris 2] bij deze akte aansluitend teruggetreden als executeur en afwikkelingsbewindvoerder onder gelijktijdige benoeming van de besloten vennootschap [X] B.V. als zijn opvolger in de executele en het afwikkelingsbewind.
3.9.
Op 14 april 2020 heeft klaagster haar klacht tegen de notaris (en tegen notaris [notaris 2] ) ingediend bij de kamer.
3.10.
Bij (eind)beschikking van 12 mei 2020 heeft de kantonrechter notaris [notaris 2] ontslagen als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat zij, ondanks het feit dat notaris [notaris 2] per
13 januari 2020 door de kantonrechter als executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van erflaatster was geschorst, toch de akte van 11 april 2020 heeft gepasseerd.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notaris gegrond verklaard. Aan de notaris is ter zake daarvan de maatregel van berisping alsmede een boete van € 10.000,- opgelegd. Voorts heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klaagster van een bedrag van € 50,- aan griffierecht en een bedrag van € 550,- voor de kosten van klaagster, alsmede tot betaling van € 3.500,- aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de zaak, een en ander nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Formeel verweer notaris
5.2.
De stelling van de notaris dat zij procedurele bezwaren heeft tegen de uitspraak van de kamer behoeft geen nadere bespreking, omdat het hof op grond van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) de zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Voor wat betreft het in het beroepschrift verwoorde standpunt van de notaris dat in eerste aanleg sprake is geweest van een uitbreiding van de klacht als het gaat om dienstweigeren en ministerieplicht, sluit het hof zich aan bij het oordeel van de kamer dat de aanvulling op de klacht door de gemachtigde van klaagster van 13 oktober 2020 slechts bij de beoordeling van de klacht wordt meegenomen voor zover deze een toelichting bevat op de oorspronkelijke klacht van klaagster. Voor zover de aanvulling nieuwe klachtgronden of klachtonderdelen bevat, worden deze buiten beschouwing gelaten.
De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door de akte te passeren
5.3.
Het hof stelt, evenals de kamer, vast dat de notaris de akte aanvaarding en overdracht executele heeft gepasseerd terwijl zij op de hoogte was van de schorsingsbeslissing van 13 januari 2020. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de kamer dat de aard en de strekking van deze beslissing duidelijk moet zijn geweest voor de notaris. Immers, de notaris vermeldt in dit verband in haar beroepschrift dat zij begreep dat het aan het oordeel van de kantonrechter was hoe de executele zou verlopen.
Verder wist de notaris – voordat zij de akte op 11 april 2020 passeerde – dat klaagster niets met notaris [notaris 2] van doen wilde hebben en dat het de wens van klaagster was dat de kantonrechter een andere executeur zou aanwijzen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het onbegrijpelijk dat de notaris na de door haar gestelde belangenafweging tot de conclusie is gekomen (1) dat er geen gegronde redenen waren voor het niet-opmaken van de akte en (2) dat het opmaken van de akte spoed had, omdat de nalatenschap stil lag, en dat het in niemands belang zou zijn dat het oordeel van de kantonrechter over de executele van notaris [notaris 2] nog langer op zich moest laten wachten. Naar het oordeel van het hof had de notaris de eindbeschikking van de kantonrechter moeten afwachten. Nu het passeren van de akte op 11 april 2020 in verband met de schorsing van notaris [notaris 2] als executeur in de nalatenschap van erflaatster bij tussenbeschikking van de kantonrechter van 13 januari 2020 geen enkel effect sorteerde, had de notaris pas op de plaats moeten maken. Het was niet aan de notaris om op de stoel van de rechter te gaan zitten om zo – naar eigen zeggen – een bestaande impasse te beëindigen. Het hof sluit zich daarom aan bij het oordeel van de kamer dat een zorgvuldige werkwijze en belangenafweging voor de notaris tot de conclusie hadden moeten leiden dat zij gegronde redenen had haar dienstverlening op dat moment te weigeren. Gezien het vorenstaande is het hof, net als de kamer, van oordeel dat de klacht gegrond is. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat dit niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
Maatregel
5.4.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het hof het volgende. De notaris heeft niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en heeft aldus de belangen van klaagster veronachtzaamd. Dit valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen. Gezien de aard en de ernst van het klachtwaardig handelen – het willens en wetens meewerken aan het handelen in strijd met een rechterlijke uitspraak – acht het hof de door de kamer opgelegde maatregel van berisping passend en geboden. Het hof is van oordeel dat met deze maatregel het laakbare van het handelen van de notaris voldoende tot uitdrukking is gebracht en zal daarom afzien van het daarnaast opleggen van een boete.
5.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de kamer niet geheel in stand kan blijven.
Kostenveroordeling
5.6.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden.
5.7.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103b lid 1 Wna in verbinding met artikel 107 lid 3 Wna en voormelde richtlijn kan het hof de notaris veroordelen in de kosten van klaagster en (een deel van) de kosten van de behandeling van de zaak bij het hof, indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd.
5.8.
Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij bijzondere omstandigheden reden geven om dat niet te doen. Dat betekent dat als aan de wettelijke voorwaarde is voldaan dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en aan de notaris een maatregel is opgelegd, het hof in beginsel een kostenveroordeling oplegt, ook als klaagster daarom niet heeft gevraagd (dus ook ambtshalve). Het hof kan echter uit eigen beweging en/of op verzoek van de notaris afzien van een kostenveroordeling of een lagere kostenveroordeling opleggen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
5.9.
Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich in deze zaak voor. Het hoger beroep van de notaris leidt immers tot de oplegging van een minder zware maatregel, zodat het niet billijk zou zijn om de notaris in hoger beroep te veroordelen tot vergoeding van de kosten van klaagster en de kosten van de klachtbehandeling in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover het betreft het opleggen van een boete van € 10.000,-;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige, inclusief de kostenveroordeling in eerste aanleg.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, A.R. Sturhoofd en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021 door de rolraadsheer.