ECLI:NL:GHAMS:2021:3023
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van beschikking machtiging uithuisplaatsing afgewezen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind A]. De moeder van [kind A] verzocht om schorsing van de beschikking van de kinderrechter, die op 30 augustus 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader had verleend. De kinderrechter had deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kon worden, ook al was er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder stelde dat het belang van [kind A] bij terugplaatsing bij haar zwaarder weegt dan het belang van de GI bij de uithuisplaatsing. De GI en de vader wezen echter op de zorgen over de veiligheid van [kind A] in de thuissituatie bij de moeder, waar meldingen van mishandeling en een problematische opvoedsituatie waren gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid was over de waarheidsgetrouwe aard van de verklaringen van [kind A] over huiselijk geweld en dat er nog geen definitieve hulpverlening was ingezet om de situatie te verbeteren.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van [kind A] is om bij de vader te blijven totdat er meer duidelijkheid is over de situatie en de benodigde hulpverlening. Het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad is afgewezen, waarbij het hof het advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft gevolgd. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor [kind A] en de zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokken partijen.